HR, 01-06-2007, nr. C06/053HR
ECLI:NL:HR:2007:BA4601
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-06-2007
- Zaaknummer
C06/053HR
- LJN
BA4601
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2007:BA4601, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 01‑06‑2007
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2005:AU8021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2007:BA4601
ECLI:NL:HR:2007:BA4601, Uitspraak, Hoge Raad, 01‑06‑2007; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2005:AU8021, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2007:BA4601
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Conclusie 01‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Geschil tussen bank en deelnemer aan loterij (Lotto), die door tijdelijke incassoblokkade wegens ongeoorloofde debetstand bij trekking prijzengeld is misgelopen; omvang van door bank jegens rekeninghouder te betrachten zorgplicht (81 RO).
Rolnr. C06/053HR
mr. J. Spier
Zitting 30 maart 2007
Conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Cooöperatie Coöperatieve Rabobank Roermond e.o. U.A.
(hierna: (Rabo)bank)
1. Inleiding
1.1 Zouden Rabobank-relaties een verhoogde kans hebben op hoofdprijzen in loterijen? Hoe dat zij, dit is de tweede zaak binnen een jaar waarin een Rabobank-rekeninghouder, die een ongeoorloofde debetstand heeft laten ontstaan, in de prijzen zou zijn gevallen. En waarin hij het gemiste voordeel probeert te verhalen op (thans) de bank.(1)
1.2 Die poging is in feitelijke aanleg mislukt. [Eiser] kan zich met 's Hofs arrest niet verenigen. Middel 1 postuleert een rechtsklacht over het karakter van de creditering van een bankrekening; middel 2 loopt te hoop tegen 's Hofs oordeel dat de schade, bij veronderstelde aansprakelijkheid van de bank, op de voet van art. 6:101 BW ten volle voor [eiser]s rekening moet blijven.
2. Feiten
2.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de volgende door het Hof 's Hertogenbosch in rov. 4.1.1. tot en met 4.1.11 van zijn in cassatie bestreden arrest vastgestelde feiten.
2.2 [Eiser] houdt bij de Rabobank een betaalrekening aan. Partijen zijn overeengekomen dat [eiser] op deze rekening over een kredietfaciliteit kan beschikken, zodat hij € 1.361,34 'rood' mag staan.
2.3 Vanaf medio 2002 neemt [eiser] deel aan het door de Stichting Nationale Sporttotalisator (SNS) georganiseerde "Lotto abonnement", met vier loten met een vaste combinatie aan getallen en jackpotkleur.
2.4.1 Per trekking is [eiser] hiervoor aan SNS een inleggeld van € 20 verschuldigd. Voor de periodieke betaling hiervan heeft hij aan SNS machtiging verleend om het inleggeld automatisch te incasseren van genoemde bankrekening.
2.4.2 Ten behoeve van de automatische incasso biedt SNS een tape met gegevens aan Interpay aan. Interpay verzorgt voor de banken in Nederland het betalingsverkeer. De automatische incasso vindt telkens plaats tussen de 22e en 31e van de maand, voorafgaande aan de desbetreffende trekking.
2.5 [Eiser] heeft in de periode vóór oktober 2002 meerdere malen de overeengekomen kredietlimiet overschreden.
2.6.1 Op 14 oktober 2002 stond zijn rekening € 1.509,93 rood. In verband daarmee zond Rabobank hem op die datum een brief met onder meer de navolgende inhoud:
"Uit onze administratie blijkt dat uw kredietlimiet is overschreden met € 148,59. Zolang de limiet is overschreden, kunt u met uw pas geen geld meer opnemen en worden betalingsopdrachten via uw rekening niet uitgevoerd.
U kunt deze overstand opheffen door minimaal € 148,59 op uw rekening te storten. Op 13 november 2002 dient uw rekening zich wederom binnen de overeengekomen kredietlimiet te bevinden. Als deze storting voor u niet haalbaar is, neem dan even contact op met uw adviseur. Dan kunnen we samen zoeken naar een andere oplossing."
2.6.2 [Eiser] heeft niet op deze brief gereageerd. Op 28 oktober 2002 is zijn salaris ad € 1.247,73 op zijn bankrekening bijgeschreven. Tussen 14 oktober 2002 en 13 november 2002 zijn van de bankrekening verschillende betalingen en geldopnamen afgeschreven.
2.7 Op 13 november 2002 stond de rekening van [eiser] € 1.835,86 rood. Op die datum zond de Rabobank hem een brief met onder meer de volgende inhoud:
"Uw betaalrekening met rekeningnummer (..) biedt u de mogelijkheid om maximaal € 1.361,34 rood te staan. In een eerdere brief hebben wij u erop gewezen dat dit bedrag, de kredietlimiet, is overschreden. De overstand bedraagt inmiddels een bedrag van € 474,52.
Hierdoor zijn wij genoodzaakt uw rekening en eventueel bijbehorende passen en creditcards te blokkeren. Geld opnemen en betaalopdrachten zijn niet langer mogelijk. Eventuele automatische afschrijvingen van uw rekening zullen door ons worden teruggevorderd.
Wij vragen u dringend om genoemd bedrag van € 474,52 alsnog op uw betaalrekening bij te schrijven. Als het bedrag niet voor 27 november 2002 op uw betaalrekening is bijgeschreven, zijn wij genoodzaakt een incassoprocedure te starten."
2.8 Op 14 november 2002 heeft Rabobank op de bankrekening van [eiser] in het door Interpay BankGiroCentrale aangehouden CONTO-bestand een blokkade aangebracht. Verder heeft Rabobank die dag zeven betalingen, die door middel van automatische incasso's tot en met 5 november 2002 waren afgeschreven, gestorneerd. De debetstand van de rekening van [eiser] verminderde hierdoor met € 500,50. Verder heeft [eiser] van zijn spaarrekening een bedrag van € 160 naar zijn bankrekening overgemaakt. Hierdoor en door de door de bank uitgevoerde storneringen bedroeg de debetstand van de rekening op 18 november 2002 € 1.117,25.
2.9 SNS heeft op 22 november 2002 een incassotape met onder meer de gegevens van [eiser] naar Interpay gezonden ten behoeve van de lottotrekking van 14 november 2002. SNS ontving hierop van Interpay de meldcode met als signaaltekst "Incasso niet meer mogelijk", waardoor het inleggeld voor genoemde lottotrekking niet van de rekening van [eiser] is geïncasseerd.
2.10 Na bijschrijving van het salaris van [eiser] op 29 november 2002 bedroeg het positieve saldo van zijn rekening € 143,93. Deze bijboeking is verwerkt op het door de Rabobank aan [eiser] gezonden dagafschrift (..) d.d. 9 december 2002, waarop tevens de in de periode van 25 november 2002 tot en met 9 december 2002 geboekte afschrijvingen staan vermeld.
2.11 Op 29 november 2002 heeft Rabobank een tape aangemaakt ter verwijdering van de aangebrachte blokkade. Deze tape is op 2 december 2002 aan Interpay ter beschikking gesteld en heeft geleid tot opheffing van de blokkade op 3 december 2002. Op 29 november 2002 kon [eiser] met zijn bankpas weer over het saldo van de rekening beschikken.
2.12 SNS heeft [eiser] niet op de trekkingslijst van 14 december 2002 geplaatst omdat zij het verschuldigde inleggeld niet kon incasseren.
2.13.1 Bij de trekking van 14 december 2002 is de jackpotprijs van € 11.500.000 gevallen op de vaste getallen- en kleurcombinatie van een van de loten van [eiser]. SNS heeft geweigerd tot uitkering van die prijs aan [eiser] over te gaan omdat hij niet op de trekkingslijst was geplaatst en dus niet aan de trekking van 14 december 2002 had meegedaan.
3. Procesverloop
3.1.1 Bij exploit van 8 september 2003 heeft [eiser] Rabobank gedagvaard voor de Rechtbank Roermond. Hij heeft een verklaring voor recht gevorderd dat Rabobank aansprakelijk is:
* wegens het niet of niet deugdelijk nakomen van de met hem gesloten overeenkomsten tot het verstrekken van krediet in rekening-courant, van verbruikleen en van opdracht,
* althans dat Rabobank ernstig en toerekenbaar in de uitvoering van deze overeenkomsten is tekort geschoten,
* dat Rabobank wegens schending van haar zorgplicht en het maken van een onjuiste belangenafweging, onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.(2)
3.1.2 Voorts heeft [eiser] gevorderd Rabobank te veroordelen tot betaling van € 11.500.000, te vermeerderen met reeds gemaakte en nog te maken kosten, een en ander met nevenvorderingen.
3.2.1 In rov. 3 van haar vonnis van 14 april 2004 heeft de Rechtbank Roermond kort aangegeven wat [eiser] aan zijn vorderingen ten grondslag heeft gelegd.(3) In rov. 4 wordt het verweer samengevat.
3.2.2 De Rechtbank heeft de vorderingen van [eiser] afgewezen. Zij heeft daartoe overwogen (rov. 5):
"Partijen zijn met elkaar overeengekomen dat het [eiser] was toegestaan om op zijn betaalrekening voor een bedrag van maximaal € 1.361,34 (..) "rood" te staan. Eveneens zijn partijen via de toepasselijke algemene voorwaarden (..) overeengekomen dat overschrijding van deze kredietfaciliteit niet is toegestaan en dat, wanneer dat wel het geval is, de kredietfaciliteit eindigt op grond van het feit dat [eiser] als rekeninghouder in strijd heeft gehandeld met de voorwaarden die op de betaalrekening van toepassing zijn.
Mede als gevolg van de uitvoering van een aantal automatische incasso-opdrachten is op 5 november 2002 een ongeoorloofde debetstand van € 1.835,36 ontstaan en blijven bestaan. (...). Met deze niet toegestane overschrijding van de kredietfaciliteit, eindigde de kredietfaciliteit. Hierop heeft de Rabobank een zevental automatische incasso's gestorneerd. Anders dan [eiser] heeft gesteld, is door deze storneringen geen ruimte ontstaan in de kredietfaciliteit; door de overschrijding was de kredietfaciliteit namelijk beëindigd. Vervolgens heeft de Rabobank de rekening van [eiser] laten blokkeren.
Het storneringsrecht van een bank moet worden gezien in het licht van het feit dat bij automatische incasso de betaling plaatsvindt zonder haar instemming. Bij alle andere betalingsvormen immers kan de bank de uitvoering van de betalingsopdracht weigeren, indien zij daartoe een rechtsgeldige reden heeft. Bij een automatische incasso raakt de bank eerst van de betaling op de hoogte, nadat zij aan de hand van de van Interpay ontvangen gegevens haar boekhouding heeft bijgewerkt. Op dat moment heeft de debitering van de rekening-courant tussen de schuldenaar en zijn bank al plaatsgevonden. Om deze reden heeft de bank van de schuldenaar de mogelijkheid Interpay opdracht te geven de boeking te herstellen, indien het saldo van een rekening ontoereikend is of de kredietlimiet is overschreden.
In het onderhavige geval had de Rabobank een rechtsgeldige reden om tot stornering en blokkering over te gaan. [eiser] had immers niet voldaan aan zijn verplichting om de toegestane kredietfaciliteit niet te overschrijden en daarnaast mocht de Rabobank ook rekening houden met haar eigen positie door de uitvoering van verdere betalingsopdrachten en het opnemen van contant geld te verhinderen. Dergelijke transacties zal de Rabobank immers zonder rechtsgrond moeten voorfinancieren uit haar eigen middelen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Rabobank tegenover [eiser] de vereiste zorgvuldigheid betracht en met zijn belangen in voldoende mate rekening gehouden. De Rabobank heeft [eiser] schriftelijk en tijdig tot tweemaal toe gewezen op de consequenties die een ongeoorloofde overschrijding van het kredietlimiet zou hebben. Met name is [eiser] erop gewezen dat bij een blokkade van zijn rekening het uitvoeren van betaalopdrachten niet langer mogelijk was en dat eventuele automatische afschrijvingen van die rekening zouden worden hersteld door deze terug te vorderen van de begunstigde."
3.3.1 [Eiser] heeft hoger beroep ingesteld. Rabobank heeft de grieven bestreden. Partijen hebben hun standpunten mondeling toegelicht.
3.3.2 Ter gelegenheid van de pleidooien heeft [eiser], blijkens het p.v., nog meegedeeld dat hij:
a. als hij had geweten dat de lotto in november 2002 niet was betaald, "naar de sigarenboer had kunnen gaan om alsnog met zijn vaste nummers mee te spelen";
b. toen(4) niet meer geld op zijn spaarrekening had staan [om het debetsaldo aan te zuiveren].
3.4 In zijn arrest van 4 oktober 2005 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd. Het heeft "naar aanleiding van de wezerzijdse stellingen en de aangevoerde grieven" (rov. 4.2) daartoe overwogen:
"4.3.1. Naar het oordeel van het hof is de Rabobank op 13 november 2002 terecht(5) overgegaan tot de blokkering van de rekening van [eiser]. Het was [eiser] op grond van de overeengekomen kredietlimiet immers slechts toegestaan om € 1.361,34 rood te staan, terwijl zijn rekening op die datum een niet toegestane kredietlimietoverschrijding van € 1.835,86 vertoonde. [Eiser] was op 14 oktober 2002 reeds door de Rabobank op de niet-nakoming van zijn verplichtingen uit de kredietovereenkomst gewezen. De Rabobank heeft [eiser] daarbij op de voor hem nadelige consequenties van de overschrijding van de kredietlimiet gewezen. Tevens heeft de Rabobank hem aangezegd dat de rekening van [eiser] zich op 13 november 2002 wederom binnen de overeengekomen kredietlimiet diende te bevinden. [Eiser] heeft deze - als fataal aan te merken - termijn echter niet in acht genomen voor de juiste nakoming van zijn verplichtingen.
4.3.2. Hieraan doet niet af de stelling van [eiser] dat de Rabobank stilzwijgend akkoord zou zijn gegaan met een bestendige verhoging van de kredietlimiet. De enkele omstandigheid dat de Rabobank in het verleden niet tegen beperkte limiet-overschrijdingen is opgetreden, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat daardoor tussen partijen een overeenkomst tot een bestendige kredietlimietverhoging, tot een overigens niet door [eiser] gesteld maximum, zou zijn overeengekomen. Tegen de stelling van [eiser] pleit tevens dat de Rabobank met haar brieven van 14 oktober 2002 en 13 november 2002 aan [eiser] onomwonden heeft meegedeeld niet met de limietoverschrijdingen in te stemmen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] zich in reactie hierop heeft beroepen op een toegestane bestendige verhoging van de kredietlimiet.
4.3.3. [Eiser] heeft uitgebreid betoogd dat aan een automatische incasso van zijn bankrekening in de relatie tot de Rabobank een opschortende werking toekomst. [Eiser] lijkt hiermee te betogen dat na (boekhoudkundige) debitering van zijn rekening met een automatisch geïncasseerd bedrag de bank gedurende de termijn dat stornering nog mogelijk is, moet toestaan dat [eiser] over de aldus geclaimde kredietruimte nogmaals vrijelijk kan beschikken. Aanvaarding van deze stelling zou niet enkel in strijd met een goed verlopend betalingsverkeer zijn, maar tevens onverenigbaar zijn met de redelijkheid en de billijkheid die [eiser] bij de nakoming van de overeenkomst jegens de Rabobank in acht moet nemen.
4.4.1. Na bijschrijving van zijn salaris heeft [eiser] op 29 november 2002 door middel van een geldopname met zijn betaalpas weer over de bankrekening kunnen beschikken, zodat vanaf die datum de blokkade in dat opzicht was opgeheven. De opheffing van de blokkade voor automatische incasso's is door Interpay op 3 december 2002 geëffectueerd. [Eiser] stelt dat de Rabobank hiermee haar verplichtingen heeft geschonden. Hij stelt dat de Rabobank reeds op 15, dan wel op 18 november 2002 tot opheffing van de blokkade had moeten overgaan.
4.4.2. Het hof volgt [eiser] hier niet in omdat hij daarmee voorbijgaat aan de tussen partijen gemaakte afspraken. De Rabobank beroept zich ook op deze na de blokkade gemaakte telefonische afspraak, die inhield dat de Rabobank de rekening dagelijks zou volgen en dat zodra het salaris (over november; hof) ontvangen was direct de blokkade zou worden verwijderd (.....).
4.4.3. [Eiser] heeft de juistheid van deze gestelde afspraak met betrekking tot het moment van opheffing van de blokkade niet betwist, zodat de juistheid van die afspraak vaststaat. Daarenboven lijkt [eiser] de juistheid van die afspraak juist te bevestigen met zijn ter comparitie van partijen in eerste aanleg afgelegde verklaring:
(.....).
4.4.4. Nu vaststaat dat de Rabobank conform de terzake gemaakte afspraak de blokkade heeft opgeheven, kan haar geen wanprestatie of onrechtmatig handelen terzake van het laten voortbestaan van de blokkade tot 29 november worden verweten.
4.4.5 [Eiser] beroept zich er niet op dat de blokkade bij Interpay niet op 29 november 2002 is opgeheven, maar eerst op 3 december 2002, terwijl hij evenmin heeft gesteld dat de SNS in de periode van 29 november tot en met 3 december 2002 een tevergeefse incassopoging heeft gedaan.
4.5.1. Indien het hof daarenboven veronderstellenderwijs ervan uit zou gaan dat [eiser] aan de Rabobank wel terecht wanprestatie en/of onrechtmatig handelen zou verwijten, dan zou dit nog niet tot toewijzing van enige schadevergoeding aan hem kunnen leiden. Als uitgangspunt heeft te dienen dat een benadeelde, die schade lijdt door een fout of een tekortkoming van zijn wederpartij in de nakoming van een verbintenis, binnen redelijke grenzen gehouden is tot het nemen van maatregelen ter voorkoming of beperking van zijn schade.
4.5.2. (..) Rabobank heeft zich ook op deze schadebeperkingplicht van [eiser] beroepen (..). In haar pleitnota (onder 21) stelt de Rabobank dat [eiser] op de hoogte was van de blokkade en dat hij wist dat de automatische girale incasso van de lotto niet kon plaatsvinden. [Eiser] heeft vervolgens nagelaten om voor deze betaling van de lotto op andere wijze zorg te dragen.
4.5.3. Het hof overweegt dat [eiser], die zoals vaststaat van de blokkade op de hoogte was, niet heeft betwist de dagafschriften van met de volgnummers 0324 d.d. 25 november 2002 en 0325 d.d. 9 december 2002 te hebben ontvangen. Op die dagafschriften staan de bij- en afschrijvingen van zijn rekening in de periode van 11 november 2002 tot en met 9 december 2002 vermeld. Daarop wordt niet vermeld de incasso van inleggeld voor de lottotrekking van 14 december 2002. [eiser] wist dus dat de automatische incasso van dit bedrag niet was gelukt, althans hij had dit kunnen en moeten weten. Tijdens het pleidooi heeft [eiser] eigener beweging verklaard dat hij tot en met 13 december 2002 in de gelegenheid is geweest om tegen contante betaling bij 'de sigarenboer' (de benaming van een afgiftepunt van loten voor de Lottotrekking tegen contante betaling) alsnog met zijn vaste losnummers en kleurencombinatie met de trekking van 14 december 2002 mee te doen. Het hof overweegt dat [eiser] door aldus te handelen zijn schade volledig had kunnen beperken. Nu hij er om hemzelf moverende redenen redenen voor heeft gekozen om niet alsnog op deze wijze tegen betaling van het daarvoor verschuldigde bedrag aan de trekking van 14 december 2002 deel te nemen, dient de schadevergoedingsverplichting van de Rabobank - indien die veronderstellenderwijs zou bestaan - volledig te vervallen.
4.6. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vorderingen van [eiser] falen. Aan een beoordeling van de betekenis van een automatische incasso in de relatie tussen [eiser] en de Rabobank komt het hof dan ook niet toe. (.....)"
3.5 [Eiser] heeft tijdig beroep in cassatie ingesteld. Rabobank heeft het beroep bestreden. Partijen hebben hun stellingen schriftelijk toegelicht. [Eiser] heeft nog gerepliceerd.
4. De dragende grond voor afwijzing van de vordering
4.1 De Rechtbank heeft, in appèl niet (op begrijpelijke wijze) bestreden, overwogen dat een bank bij een automatische incasso eerst van betaling op de hoogte raakt door de van Interpay verstrekte gegevens. Deze moet zij daartoe eerst boekhoudkundig verwerken.
4.2 Het Hof heeft dit oordeel nader uitgewerkt. Zijn oordeel komt op het volgende neer.
4.3.1 Van een bank kan niet worden gevergd dat zij van iedere rekeninghouder bijhoudt of ongeoorloofde debetsaldi ongedaan kunnen worden gemaakt door stornering van via Interpay uitgevoerde betalingen. Dat zou immers een onacceptabele boekhoudkundige last op banken leggen, waarbij het Hof onmiskenbaar het oog heeft op het grote aantal transacties, de veelheid van cliënten en de relatief beperkte omvang van de meeste betalingen. Het Hof brengt dit alles tot uitdrukking door te spreken van strijd met een goed lopend betalingsverkeer.
4.3.2 Het zou onder veel meer, zo voeg ik toe, problemen opleveren in de talloze gevallen waarin een bank de keuze zou moeten maken welke betaling(en) zij al dan niet zal storneren.(6) Dat zou ook voor de rekeninghouder onzekerheid teweeg brengen. Degelijke problemen doen zich, in 's Hofs benadering, niet voor in een stelsel met heldere kredietlimieten.
4.4 Het zou, zo vervolgt het Hof zijn onder 4.3.1 geparafraseerd weergegeven gedachtegang, in strijd zijn met de bij de uitvoering van overeenkomsten te betrachten redelijkheid en billijkheid, van banken iets te vergen wat onverenigbaar is met de eisen van een goed verlopend betalingsverkeer.(7)
4.5 Deze dragende grond van 's Hofs arrest wordt in cassatie - terecht - niet bestreden.
4.6 Hieraan doet onderdeel 1.5 niet af omdat:
a. het langs 's Hofs gedachtegang heen schiet;
b. de klacht niet goed begrijpelijk is. 's Hofs oordeel berust, anders dan het onderdeel meent, niet op een belangenafweging. Het stoelt op de juiste en alleszins begrijpelijke gedachte dat van banken niet kan worden gevergd dat zij per rekeninghouder een zó vergaande administratieve last aanvaarden als door [eiser] kennelijk bepleit.
4.7 Nu het Hof het bestreden vonnis op goede gronden en met een begrijpelijke motivering heeft bekrachtigd, mist [eiser] belang bij zijn klachten.
5. Bespreking van de resterende klachten voor zover nodig
5.1 Het eerste middel bindt de strijd aan met rov. 4.3.1. Naar ik begrijp strekt het ten betoge dat het Hof heeft miskend dat er geen deugdelijke grondslag was voor de daarin genoemde blokkering omdat het rechtskarakter van creditering en debitering als gevolg van een automatische incasso gelegen is in een opschortende voorwaarde. Immers is
"in het incassocontract (bedoeld is, de Algemene Voorwaarden Incasso) uitdrukkelijk (..) bepaald dat creditering van de rekening van de incassant geschiedt onder de ontbindende voorwaarde van terugboeking binnen de gestelde termijn" (onderdeel 1.3).
5.2 Rabobank heeft m.i. met juistheid betoogd dat deze klacht niet voldoet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. (s.t. onder 17).
5.3.1 Het Hof heeft niets vastgesteld over bedoeld rechtskarakter in "het incassocontract" of in de "Algemene Voorwaarden Incasso".
5.3.2 Noch ook geeft het middel aan:
a. waaruit zou blijken dat die voorwaarden in casu toepasselijk zijn in de relatie tussen partijen;
b. waar een en ander in "de" voorwaarden zou zijn bepaald en waar in de gedingstukken daarop beroep is gedaan.
5.4 Cassatie is, volgens vaste rechtspraak, geen zoekplaatje waarin de cassatierechter en de wederpartij zelf maar moeten uitzoeken waar mogelijk een basis zou kunnen worden gevonden voor lapidiare klachten. Anders dan de steller van de repliek (sub 1.1) schijnt te menen, moet het middel hiernaar verwijzen en kan een tekortkoming niet in de s.t. worden gerepareerd, wat er zij van de vraag of hetgeen daarin is verwoord wél toereikend zou zijn.
5.5 Ten overvloede: het beroep op het arrest [...]/ABN AMRO(8) loopt ook hierop stuk. Immers baseert de Hoge Raad zijn oordeel op een bepaling uit het in rov. 3.3.1 genoemde incassocontract waarop het middel evenwel geen beroep doet.
5.6 Het tweede middel kant zich tegen rov. 4.5.3.
5.7 Het mist ieder belang omdat 's Hofs onder 4 weergegeven oordeel - dat in cassatie trouwens niet wordt bestreden - juist is. Maar ook omdat het eerste middel tevergeefs opkomt tegen (onderdelen van) rov. 4.3 en 4.4. Dat oordeel kan 's Hofs beslissing alleszins dragen. Rov. 4.5 is, zoals uit de beoordingen ook blijkt, slechts een obiter dictum.
5.8 Ten overvloede sta ik kort stil bij deze klacht.
5.9.1 Onderdeel 2.2 voert aan dat voor toepassing van art. 6:101 BW "een verkeerde handelwijze, een onvoorzichtigheid van [eiser] met betrekking tot de behartiging van zijn eigen belangen" nodig is die rechtvaardigt dat hij een deel van de schade draagt.
5.9.2 Onderdeel 2.3 strekt ten betoge dat Rabobank zich een bevoegdheid aanmeet die haar niet toekomt.
5.9.3 Rabobank zou [eiser] niet "uitdrukkelijk of op ondubbelzinnige wijze" hebben geïnformeerd dat de aan SNS verstrekte machtiging als vervallen zou worden aangemerkt. De pretense schade valt toe te schrijven aan "het niet op adequate en juiste wijze voldoen aan haar contractuele verplichtingen", aldus onderdeel 2.4.
5.9.4 In casu zou, zo vat ik samen, de door Rabobank aangebrachte blokkade "onvoorziene, onjuiste en onbegrijpelijke maatregelen tot gevolg" hebben gehad. Deze bestonden, naar ik begrijp, uit het "eenzijdig door SNS beëindigen van een overeenkomst tot opdracht". Daarom is er geen "relevant causaal verband" tussen [eiser]s handelwijze en de schade, aldus onderdeel 2.5.
5.9.5 Het Hof zou er bovendien, volgens onderdeel 2.6, "ten onrechte, althans op onbegrijpelijke gronden" vanuit zijn gegaan dat [eiser] van de op 9 december 2002 gedateerde bankafschriften kennis heeft kunnen nemen.
5.9.6 Onderdeel 2.7, ten slotte, voert aan dat het gaat om een zuivere causaliteitsafweging. Kennelijk in dat verband wordt te berde gebracht dat Rabobank een professionele instelling is en [eiser] een particulier, terwijl nog wordt gerefereerd aan "de werking van een rekening-courantrekening in combinatie met het verschijnsel van crediteringen op grond van incassoopdrachten".
5.10 Voor zover onderdeel 2.2 al een begrijpelijke klacht vertolkt, wordt miskend dat het Hof heeft aangenomen dat [eiser] tekort is geschoten in de behartiging van zijn eigen belangen. Hoewel hij op de hoogte was van de - door de ontstane debetstand - niet-afschrijving van de betaling aan de Lotto heeft hij nagelaten tijdig bij "de sigarenboer" een of meer loten te kopen. Dit niettegenstaande het feit dat hij door Rabobank was gewaarschuwd voor de niet-betaling (rov. 4.1.6 en 4.5.3).
5.11 Onderdeel 2.3 ziet over het hoofd dat het Hof in rov. 4.5 expliciet, zij het veronderstellenderwijs, aanneemt dat Rabobank jegens hem tekort geschoten is.
5.12 Voor zover onderdeel 2.4 al voldoende uit de doeken doet welk verwijt het Rabobank bedoelt te maken en waarom het Hof dat zou hebben miskend, mist het doel omdat het Hof niet heeft geoordeeld dat SNS de machtiging als vervallen beschouwde.
5.13 Onderdeel 2.5 strandt op dezelfde klip. Daar komt nog bij dat [eiser] eraan voorbij ziet dat hij, naar het Hof in cassatie niet bestreden heeft vastgesteld, is gewezen op niet uitvoering of zelfs terugvordering van incasso-opdrachten; zie onder 2.7. Bij die stand van zaken is niet goed in te zien wat het belang is van de door het onderdeel aangekaarte kwestie, wat daar verder ook van zij.
5.14 Onderdeel 2.6 voldoet niet aan de eisen van art. 407 lid 2 Rv. omdat niet wordt aangegeven waarom de motivering van 's Hofs oordeel tekort zou schieten, laat staan dat wordt vermeld waar voor die stelling in de gedingstukken een basis zou zijn te vinden.
5.15 Onderdeel 2.7 kan om twee zelfstandige redenen niet tot cassatie leiden:
a. het is onbegrijpelijk. Wat de genoemde factoren met de causale verdeling van doen hebben, valt zonder nadere toelichting - die evenwel geheel ontbreekt - niet te bevroeden;
b. het Hof heeft aangegeven dat [eiser], zoals hij eigener beweging heeft aangegeven, met een eenvoudige handeling (een gang naar sigarenboer) de schade ten volle had kunnen voorkomen (rov. 2.5.3). Het middel bestrijdt dat niet op een wijze die aan de door de wet daaraan gestelde eisen voldoet.
5.16 Voor zover de s.t. van mr Pherai nog meer of andere klachten postuleert, behoeven deze geen bespreking omdat deze in de middelen niet zijn te lezen.
5.17 Deze zaak noopt niet tot beantwoording van klachten die de rechtsontwikkeling of rechtseenheid verder brengen. Daarom kan zij op de voet van art. 81 RO worden afgehandeld.
Conclusie
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep, met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
1 In de eerdere zaak werden Interpay en de Postcode Loterij - zonder succes - in rechte betrokken; de bank had toen ex gratia een deel van de schade vergoed; zie HR 29 september 2006, JOL 2006, 566 en 567 (beide zaken afgedaan op de voet van art. 81 RO). In de inleidende dagvaarding wordt melding gemaakt van deze procdures van "ene [betrokkene 1]" (sub 2.18).
2 Uit rov. 2.1 van 's Hofs arrest valt m.i. af te leiden dat het Hof het weinig heldere petitum van de mvg niet als een eiswijziging heeft opgevat.
3 Veruit het grootste deel van hetgeen aan de vordering ten grondslag is gelegd, speelt in cassatie geen rol meer. Daarop behoef ik dan ook niet in te gaan.
4 Klaarblijkelijk: op het hier beslissende tijdstip.
5 Het Hof bedoelt allicht dat de bank daartoe mocht overgaan.
6 Onnodig te zeggen dat dit, in de door [eiser] bepleite benadering, een bron van geschillen zal worden. Daarmee is niemand gebaat.
7 In mijn lezing is rov. 4.3.3 gesteld in de sleutel van de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid. Het woordje "onverenigbaar" doet daaraan in mijn ogen nief af. Rabobank leest rov. 4.3.3 aldus dat het zou gaan om de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid; s.t. mrs Polak en Geuns onder 23. Voor het resultaat maakt dat niet uit. Ook in die lezing geldt dat de klacht aan 's Hofs oordeel voorbijziet.
8 HR 3 december 2004, NJ 2005, 200 met boeiende noot van PvS.
Uitspraak 01‑06‑2007
Inhoudsindicatie
Geschil tussen bank en deelnemer aan loterij (Lotto), die door tijdelijke incassoblokkade wegens ongeoorloofde debetstand bij trekking prijzengeld is misgelopen; omvang van door bank jegens rekeninghouder te betrachten zorgplicht (81 RO).
1 juni 2007
Eerste Kamer
Nr. C06/053HR
MK/AT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. Pherai,
t e g e n
COÖPERATIEVE RABOBANK ROERMOND E.O. U.A.,
gevestigd te Roermond,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.J. Schenck.
1. Het geding in feitelijke instanties
Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploot van 8 september 2003 verweerster in cassatie - verder te noemen: de Bank - gedagvaard voor de rechtbank Roermond en gevorderd een verklaring voor recht dat de Bank aansprakelijk is wegens het niet of onvoldoende deugdelijk nakomen van de door haar met [eiser] gesloten overeenkomst tot het verstrekken van krediet in rekening-courant, van verbruikleen en van opdracht, althans dat de Bank ernstig en toerekenbaar tekort is geschoten in de uitvoering van deze overeenkomsten en dat de Bank door het niet naleven van de op haar rustende zorgplicht en het maken van een onjuiste belangenafweging onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Voorts heeft [eiser] gevorderd de Bank te veroordelen tot betaling van een bedrag in hoofdsom van € 11.500.000,--, met nevenvorderingen en met rente en kosten.
De Bank heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij eindvonnis van 14 april 2004 het gevorderde afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 4 oktober 2005 heeft het hof, onder aanvulling van gronden, het eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor de Bank door mrs. M.V. Polak en E.D. van Geuns, advocaten bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Bank begroot op € 5.905,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 1 juni 2007.