NJB 2007, 1118
HR, 04-05-2007, nr. C06/008HR
HR 04-05-2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8742
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 mei 2007
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, A. Hammerstein en F.B. Bakels
- Zaaknummer
C06/008HR
- Conclusie
A-G L. Timmerman
- LJN
AZ8742
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verzekeringsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2007:AZ8742, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑2007
ECLI:NL:HR:2007:AZ8742, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑05‑2007
- Wetingang
Rv art. 150
Essentie
Motorrijtuigenverzekering (casco). Uitleg polisbeding. Het hof heeft het polisbeding niet onbegrijpelijk aldus uitgelegd dat deze bepaling niet betrekking heeft op de verdeling van de bewijslast voor het geval de verzekerde stelt dat de verzekerde auto is gestolen. Bewijslastverdeling. Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv, zoals voor een geval als het onderhavige uitgelegd in HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 141 (Krassenburg/Stad Rotterdam), heeft het hof terecht de bewijslast van de diefstal op eiser gelegd, nu Aegon deze gemotiveerd had betwist.
Partij(en)
Eiser, adv. mr. P.J.Ph. Dietz de Loos
tegen
Aegon Schadeverzekering ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.