RAV 2007, 15
Beroepsaansprakelijkheid. Dient de regeling van art. 3:301 lid 2 BW ambtshalve te worden toegepast?
HR 04-05-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ7611
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
4 mei 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/218HR
- Conclusie
plv. P-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AZ7611
- JCDI
JCDI:ADS870893:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ7611, Uitspraak, Hoge Raad, 04‑05‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ7611, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 04‑05‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑06‑2005
- Wetingang
Essentie
Dient de regeling van art. 3:301 lid 2 BW ambtshalve te worden toegepast?
Samenvatting
Twee broers vorderen van een derde broer verdeling van de onverdeelde eigendom van een tweetal percelen grond. De derde broer vordert in reconventie hetzelfde. De derde broer wordt door de rechtbank in het gelijk gesteld, en de rechtbank bepaalt dat het vonnis in de plaats kan komen van de voor de levering benodigde akte. De twee stellen appel in, maar door een onduidelijk geformuleerd en niet aan de rechtbank, maar aan het hof gericht verzoek, wordt het appel niet conform ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.