NJB 2007, 1115
HR, 04-05-2007, nr. C05/218HR
HR 04-05-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ7611
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 mei 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A. Hammerstein, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/218HR
- Conclusie
P-G C.L. de Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AZ7611
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ7611, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑05‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ7611, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑05‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑06‑2005
- Wetingang
Rv art. 433; BW art. 3:89 lid 1; BW art. 3:301 lid 2; Rv art. 433; Kdw art. 25
Essentie
Reële executie. Rechtsmiddelenregister. Ambtshalve taak rechter. De rechter dient ambtshalve na te gaan of is voldaan aan het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW (inhoudende dat een rechtsmiddel tegen een rechterlijke uitspraak die in de plaats treedt van een akte die bestemd is tot levering van een registergoed, tijdig moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister). Er is geen plaats voor onderzoek door de rechter naar de vraag of sprake is (geweest) van benadeling van derden als gevolg van het verzuim het rechtsmiddel tijdig te doen inschrijven. Adressering poststukken. Het is primair de verantwoordelijkheid van partijen (meer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.