NJB 2007, 370
HR, 26-01-2007, nr. C05/272HR: Ontvanger/Fruitveiling Kerseboom
HR 26-01-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ0614 (Ontvanger/Fruitveiling Kerseboom)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
26 januari 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, P.C. Kop, E.J. Numann, A. Hammerstein en F.B. Bakels
- Zaaknummer
C05/272HR
- Conclusie
A-G F.F. Langemeijer
- LJN
AZ0614
- Roepnaam
Ontvanger/Fruitveiling Kerseboom
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ0614, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 26‑01‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ0614, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑01‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑09‑2005
- Wetingang
Rv art. 475 lid 1; Rv art. 476a; Rv art. 475h lid 1; BW art. 3:107; BW art. 3:111; BW art. 6:114; BW art. 6:203
Essentie
Beslag- en executierecht. Invorderingszaak, verklaringsprocedure na executoriaal derdenbeslag uit hoofde van dwangbevel. Voor de vraag of een of beide door de Ontvanger gelegde beslagen het bedrag heeft getroffen, is ingevolge art. 475 lid 1 Rv beslissend of ten tijde van (een van) beide beslagleggingen een (al dan niet toekomstige) vordering van Agri op de Veiling bestond. De veronderstelling dat een giro-instelling of bank voor de begunstigde rekeninghouder gelden onder zich houdt in de zin van art. 3:107 BW getuigt van een onjuiste opvatting omtrent de juridische betekenis van de wijze waarop giraal betalingsverkeer verloopt. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.