NJ 2007, 575
HR, 19-01-2007, nr. C05/266HR: Meyer Europe/Pont Meyer
HR 19-01-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ3178 (Meyer Europe/Pont Meyer)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 januari 2007
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C05/266HR
- Conclusie
A-G Timmerman
- LJN
AZ3178
- Roepnaam
Meyer Europe/Pont Meyer
- JCDI
JCDI:ADS49768:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ3178, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑01‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ3178, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑01‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 31‑08‑2005
- Wetingang
Essentie
Aandelenverkoop: uitleg van in overeenkomst opgenomen ‘indemnification’ voor vennootschapsbelasting; Haviltex-maatstaf. Tegenbewijs; aan tegenbewijs in appel te stellen eisen.
’s Hofs oordeel dat in de gegeven omstandigheden als uitgangspunt beslissend gewicht dient te worden toegekend aan de meest voor de hand liggende betekenis van de omstreden woorden in het contract, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting aangaande de wijze waarop de Haviltex-maatstaf in een zaak als deze dient te worden toegepast.
Niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting geeft het oordeel van het hof — dat het bewijsaanbod met betrekking tot de genoemde getuigen heeft opgevat als ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.