RFR 2007, 28
Alimentatie. Moet bij het vaststellen van de draagkracht in box 3 worden uitgegaan van een fictief inkomen of van de werkelijke inkomsten met aftrek rentelasten?
HR 22-12-2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ3092
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 december 2006
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven, F.B. Bakels
- Zaaknummer
R06/015HR
- Conclusie
A-G Verkade
- LJN
AZ3092
- JCDI
JCDI:ADS871768:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Personen- en familierecht / Alimentatie
Personen- en familierecht / Huwelijk, relaties en echtscheiding
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2006:AZ3092, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2006
ECLI:NL:HR:2006:AZ3092, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑12‑2006
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑02‑2006
- Wetingang
BW art. 1:157; BW art. 1:159; BW art. 1:397
Essentie
Moet bij het vaststellen van de draagkracht in box 3 worden uitgegaan van een fictief inkomen (van 4%) of van de werkelijke inkomsten, waarop de rentelasten in mindering strekken?
Samenvatting
Partijen procederen over een wijziging van een eerder bij convenant vastgestelde alimentatie. In cassatie staat de vraag centraal of het hof voldoende begrijpelijk heeft geoordeeld dat een relevante vermindering van de inkomsten van de man ten opzichte van de datum van de ondertekening van het convenant zich niet heeft voorgedaan. Het hof heeft daartoe onder meer de inkomsten van de man uit onroerend goed gesteld op € 28 613. Onderdeel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.