HR, 29-09-2006, nr. C05/174HR
ECLI:NL:HR:2006:AX9397
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29-09-2006
- Zaaknummer
C05/174HR
- LJN
AX9397
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2006:AX9397, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2006
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2006:AX9397
ECLI:NL:HR:2006:AX9397, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑09‑2006; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2006:AX9397
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Conclusie 29‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Vermogensrecht. Geschil over de aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde als bedoeld in art. 3:70 BW (81 RO).
C05/174HR
Mr. F.F. Langemeijer
Zitting 23 juni 2006
Conclusie inzake:
[Eiser]
tegen
[Verweerder 1] en
[Verweerster 2]
Deze zaak betreft de aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde als bedoeld in art. 3:70 BW.
1. De feiten en het procesverloop
1.1. In cassatie kan worden uitgegaan van het volgende:
1.1.1. Verweerders in cassatie (hierna: de kopers) hebben op 20 maart 2002 een overeenkomst getekend met betrekking tot de koop van een perceel grond en een woning in het nieuwbouwproject "Sitesi I" te Belek (Turkije).
1.1.2. Als verkoopster is in de koopakte genoemd: "Casa Laguna B.V." De verkoopster is bij de overeenkomst vertegenwoordigd door (onder meer) eiser tot cassatie, [eiser], als haar gevolmachtigde, die de overeenkomst mede namens de verkoopster heeft ondertekend(1). De overeenkomst is gesteld op briefpapier van "Casa Laguna International".
1.1.3. De kopers hebben op 21 april 2002 € 41.890,- overgemaakt op bankrekeningnr. 94.71.12.189. Na deze betaling hebben zij niets meer van Casa Laguna B.V. vernomen.
1.1.4. Bij brief van 24 maart 2003 hebben de kopers buitengerechtelijk de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen.
1.2. Bij inleidende dagvaarding d.d. 12 mei 2003 hebben de kopers [eiser] gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem. Zij hebben gevorderd de koopovereenkomst d.d. 20 maart 2002 ontbonden te verklaren, althans te ontbinden, en [eiser] te veroordelen tot betaling van € 43.725,99 met wettelijke rente. De vordering omvat genoemd bedrag van € 41.890,- plus € 1.835,99 buitengerechtelijke incassokosten.
1.3. [Eiser] heeft geantwoord dat juist is dat de kopers een koopovereenkomst met Casa Laguna hebben gesloten met betrekking tot dit bouwproject. De rol van [eiser] hierbij was slechts die van vertegenwoordiger van Casa Laguna. Volgens [eiser] was Casa Laguna ten tijde van de totstandkoming van de koopovereenkomst een eenmanszaak van [A] B.V., handelend onder de namen Casa Laguna en Casa Laguna International B.V. i.o. Na het sluiten van deze koopovereenkomst is de onderneming van [A] B.V. beëindigd. De onderneming is voortgezet aanvankelijk door [betrokkene 1] in privé, h.o.d.n. Casa Laguna en Casa Laguna International, en later door [betrokkene 2]. Volgens [eiser] moeten de kopers niet hem, maar de genoemde vennootschappen, [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] tot betaling aanspreken. De aanbetaling is niet overgemaakt aan [eiser], maar gestort op een bankrekening van [betrokkene 1] of [A] B.V. Tot zover het verweer.
1.4. Na een ambtshalve comparitie heeft de rechtbank bij vonnis van 12 november 2003 geconstateerd dat tussen partijen vaststaat dat de in de koopakte als verkoopster vermelde vennootschap "Casa Laguna B.V." niet bestaat en nimmer heeft bestaan. De rechtbank vatte het verweer van [eiser] aldus op dat in de koopakte de verkoopster slechts bij vergissing is aangeduid als "Casa Laguna B.V."; elders in de documenten wordt gesproken van "Casa Laguna" of "Casa Laguna International". De rechtbank stelde vast dat het op het briefpapier vermelde dossiernummer van de Kamer van Koophandel dat van "Casa Laguna International B.V. i.o." is. Volgens de rechtbank kunnen de kopers zich in de gegeven omstandigheden niet erop beroepen dat "Casa Laguna B.V." in de koopakte is vermeld als verkoopster. Het moet ervoor worden gehouden dat de overeenkomst is gesloten met een wel degelijk bestaande entiteit, voor wie [eiser] als vertegenwoordiger is opgetreden. Niet gesteld is dat daarbij sprake is geweest van onbevoegde vertegenwoordiging (rov. 5.7 Rb). De rechtbank wees de vordering af.
1.5. De kopers hebben hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof heeft het beroepen vonnis vernietigd en de vordering alsnog toegewezen. Volgens het hof mochten de kopers ervan uitgaan dat "Casa Laguna B.V." hun wederpartij bij de koopovereenkomst was (rov. 4.7 - 4.8). Dit brengt mee dat [eiser] is opgetreden voor een rechtspersoon die niet heeft bestaan en dat [eiser] zijn volmacht niet kan waarmaken, zodat hij verplicht is de uit zijn onbevoegde optreden ontstane schade te vergoeden (rov. 4.12).
1.6. [Eiser] heeft - tijdig - beroep in cassatie ingesteld. De kopers hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk laten toelichten, waarna de kopers hebben gedupliceerd(2).
2. Bespreking van het cassatiemiddel
2.1. Onderdeel 1 heeft betrekking op de vraag, voor wie [eiser] is opgetreden bij het sluiten van de koopovereenkomst. Subonderdeel 1.1 vermeldt een aantal stellingen en verbindt hieraan de gevolgtrekking dat [eiser] bij het sluiten van de koopovereenkomst is opgetreden als vertegenwoordiger van [A] B.V., handelend onder de naam "Casa Laguna B.V.". Het subonderdeel bevat een motiveringsklacht en een - voor mij niet geheel duidelijke - rechtsklacht.
2.2. Het antwoord op de vraag of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen: als wederpartij van die ander - is opgetreden dan wel als vertegenwoordiger van een derde, is afhankelijk van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Daarbij komt onder meer betekenis toe aan de aard van de desbetreffende overeenkomst en aan hetgeen ten aanzien van overeenkomsten als de onderhavige in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is(3). Dezelfde maatstaf kan worden aangehouden in een geval als het onderhavige, waarin niet ter discussie staat of de betrokkene voor zichzelf dan wel voor een ander is opgetreden, doch in geschil is voor wie hij is opgetreden.
2.3. De in het subonderdeel genoemde stellingen konden weliswaar bijdragen tot het oordeel dat [eiser] optrad namens [A] B.V., maar noopten geenszins tot die gevolgtrekking. Het is aan de feitenrechter voorbehouden om, aan de hand van de zojuist genoemde maatstaf en het voorhanden bewijsmateriaal, vast te stellen wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en wat zij uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Het oordeel van het hof dat het gelijk hier aan de zijde van de kopers is, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is naar behoren gemotiveerd. Het hof is klaarblijkelijk ervan uitgegaan dat de kopers niet op de hoogte waren van de door [eiser] gestelde omstandigheid dat [A] B.V. onder de namen Casa Laguna of Casa Laguna International zaken deed, laat staan dat zij ervan op de hoogte waren dat deze als hun wederpartij gold, en dat zij ook niet daarvan op de hoogte hadden behoren te zijn(4). Volgens het hof is in dit geding gesteld noch gebleken dat de kopers vóór het sluiten van de koopovereenkomst erop gewezen zijn dat de tenaamstelling van de verkoopster in de koopakte niet juist was dan wel dat een andere (rechts)persoon als verkoper moest worden aangemerkt(5). Het stond het hof als feitenrechter vrij, aan de omstandigheden dat de overeenkomst was gesteld op briefpapier van "Casa Laguna International" en dat de adresgegevens overeenkomen, niet die betekenis toe te kennen welke [eiser] in zijn verweer daaraan heeft toegekend.
2.4. Subonderdeel 1.2 klaagt subsidiair dat het bestreden oordeel blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting, althans onvoldoende gemotiveerd is, omdat [eiser] heeft aangevoerd dat hij ná het sluiten van de koopovereenkomst alsnog aan de kopers duidelijk heeft gemaakt dat hij optrad voor [A] B.V.
2.5. De onder 2.2 geciteerde maatstaf brengt mee dat de vraag namens wie [eiser] optrad moet worden beoordeeld naar het moment waarop de koopovereenkomst werd gesloten. Art. 3:67 BW laat toe dat een overeenkomst door een gevolmachtigde wordt aangegaan voor een nader te noemen volmachtgever, maar ook dan geldt mijns inziens, dat op het moment van het sluiten van de overeenkomst duidelijk moet zijn dát de overeenkomst wordt gesloten met een wederpartij wier naam binnen de bepaalde termijn, of anders binnen een redelijke termijn, bekend zal worden gemaakt(6). In de feitelijke instanties heeft [eiser] niet aangevoerd dat van een overeenkomst met een nader te noemen volmachtgever sprake was. Ook de koopakte vermeldt het niet. De mededeling van de kopers ter comparitie ("Ik heb het contract getekend zonder onderzoek te doen naar de B.V. of de mensen daarachter. Ik denk dat wij ook als er geen sprake was geweest van een B.V., het contract hadden getekend") noopte het hof evenmin tot de gevolgtrekking dat de overeenkomst is gesloten met een nader door [eiser] te noemen volmachtgever. Zelfs als uit deze mededeling achteraf zou mogen worden afgeleid dat het voor de kopers onverschillig was of de verkoopster een natuurlijke persoon met een eenmanszaak dan wel een besloten vennootschap was, dan wil dat nog niet zeggen dat voor de kopers onverschillig was wíe hun wederpartij was en of deze daadwerkelijk bestond. Beide klachten falen.
2.6. Subonderdeel 1.3 mist zelfstandige betekenis naast de voorgaande klachten. Het herhaalt dat uit de in subonderdeel 1.1 genoemde stellingen voortvloeit dat [eiser] wel degelijk beschikte over een rechtsgeldige volmacht en rechtsgeldig is opgetreden als gevolmachtigde, namelijk voor [A] B.V., althans voor een nader te noemen volmachtgever. Om de bovengenoemde redenen dient ook deze klacht te worden verworpen.
2.7. Onderdeel 2 is gericht tegen het oordeel (in rov. 4.12 - 4.13) dat de schade, welke de kopers hebben geleden als gevolg van het onbevoegd optreden van [eiser], het gevorderde bedrag van € 43.725,99 beloopt. De rechtsklacht houdt in, dat zelfs wanneer moet worden aangenomen dat [eiser] bij het sluiten van de overeenkomst onbevoegd als vertegenwoordiger van Casa Laguna B.V. is opgetreden, hij niet zonder meer aansprakelijk is voor de terugbetaling van het geld dat de kopers op de genoemde bankrekening hebben overgemaakt. Indien door onbevoegd optreden van de vertegenwoordiger geen overeenkomst met de gepretendeerde volmachtgever tot stand komt, dient de pseudo-gevolmachtigde de derde financieel in de positie te brengen als ware wél een rechtsgeldige overeenkomst met de pseudo-volmachtgever tot stand gekomen. In aansluiting hierop klaagt het middelonderdeel over het veronderstelde oorzakelijk verband: uit de bestreden overwegingen wordt niet duidelijk waarom de door de kopers verrichte betaling het gevolg is van het onbevoegde optreden van [eiser]. Veeleer moet, volgens het middelonderdeel, worden aangenomen dat een dergelijke betaling ook zou zijn geschied indien wél een geldige overeenkomst tot stand zou zijn gebracht.
2.8. Het hof heeft in rov. 4.13 overwogen dat de kopers onweersproken hebben gesteld dat hun schade als gevolg van het onbevoegde optreden van [eiser] € 43.725,99 bedraagt. Deze vaststelling is, gezien de gedingstukken, niet onbegrijpelijk. Voor zover in het middel wordt bedoeld dat het hof de in onderdeel 2 geciteerde passage uit de MvA had moeten beschouwen als een betwisting van de gestelde schade of als een betwisting van het oorzakelijk verband tussen het onbevoegde optreden van [eiser] en de gestelde schade, faalt de klacht. De lezing van de gedingstukken is voorbehouden aan de feitenrechter en het is niet onbegrijpelijk dat het hof in deze passage niet een inhoudelijke betwisting heeft gelezen. Het verweer in onderdeel 2 is derhalve aan te merken als een ongeoorloofd novum in cassatie. Hierop stuiten de rechtsklacht en de subsidiaire motiveringsklacht af.
2.9. Ten overvloede, voor het geval de Hoge Raad toch op deze kwestie zou willen ingaan, kan het volgende worden opgemerkt. Art. 3:70 BW verlangt niet dat de pseudo-gevolmachtigde onrechtmatig heeft gehandeld, noch dat hem een verwijt van zijn vertegenwoordigingspretentie kan worden gemaakt. Op de pseudo-gevolmachtigde rust een risicoaansprakelijkheid. Aan de Toelichting van Meijers op deze bepaling wordt het volgende ontleend:
"Wat betreft de aansprakelijkheid jegens derden van hem, die zonder voldoende volmacht overeenkomsten sluit, treft men in Europa drie stelsels aan:
1e. men acht hem, die onvoldoende gemachtigd is, zelf tot nakoming der overeenkomst gehouden;
2e. hij, die zich als gevolmachtigde voordoet, moet instaan voor zijn kwaliteit en dus bij gebreke van die kwaliteit de derde volledig de schade vergoeden, die uit het niet-uitvoeren van de overeenkomst voortvloeit;
3e. de derde heeft alleen recht op vergoeding van de schade die hij lijdt doordat hij in de verklaring van de tussenpersoon vertrouwen gesteld heeft; dus enkel vergoeding van het zogenaamde negatieve contractsbelang.
Het ontwerp heeft in aansluiting met het standpunt van de Hoge Raad en dat der Angelsaksische en Scandinavische landen, het tweede stelsel gekozen."(7)
2.10. In de rechtspraak werd reeds onder het vroeger geldende recht (art. 1843 oud BW) aangenomen dat de pseudo-gevolmachtigde dient in te staan voor zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit brengt mee dat de schade die hij aan de derde dient te vergoeden indien deze bevoegdheid ontbreekt, mede het voordeel omvat dat de niet tot stand gekomen overeenkomst voor de derde zou hebben meegebracht (het zgn. positieve contractsbelang)(8). In HR 20 februari 2004, NJ 2004, 254, werd deze regel herhaald voor het huidige recht. De Hoge Raad voegde hieraan toe dat deze regel veronderstelt dat de overeenkomst, indien deze met een toereikende volmacht zou zijn totstandgekomen, door de pseudo-principaal en de derde over en weer naar behoren zou zijn nagekomen, zoals in het maatschappelijk verkeer ook gebruikelijk is. Indien de pseudo-gevolmachtigde zich erop beroept dat de derde door enige oorzaak buiten het ontbreken van een toereikende volmacht het positief contractsbelang niet zou hebben kunnen realiseren, dient de pseudo-gevolmachtigde de daartoe dienende feiten en omstandigheden te stellen en, bij voldoende gemotiveerde betwisting, te bewijzen(9).
2.11. Degene die zich als gevolmachtigde presenteert, is aansprakelijk voor het bestaan en voor de omvang van zijn volmacht. Hij is niet aansprakelijk voor de uitvoering van de overeenkomst door de (pseudo) volmachtgever. Anders dan het middel veronderstelt, wordt [eiser] in dit geval niet aangesproken voor schade die de kopers hebben geleden ten gevolge van de wanprestatie van de volmachtgever. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat de kopers deze schade hebben geleden als gevolg van het feit dat de verkoopster die [eiser] stelde te vertegenwoordigen (Casa Laguna B.V.) niet bestaat en de gepretendeerde volmacht nimmer is gegeven. Het hof heeft geen rechtsregel geschonden door te oordelen dat de risicoaansprakelijkheid van de pseudo-gevolmachtigde voor dit geval meebrengt dat de kopers schadeloos worden gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van het overmaken van de niet teruggestorte aanbetaling. De slotsom is dat ook onderdeel 2 niet tot cassatie leidt.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
1 De desbetreffende tekst van de koopakte is geciteerd in het rechtbankvonnis onder 2.e.
2 Uit de "kop" van de gedingstukken in cassatie valt op te maken dat verweerder in cassatie [verweerder 1] inmiddels is overleden. Schorsing op de voet van art. 225 Rv heeft niet plaatsgevonden, zodat het geding op zijn naam is voortgezet.
3 HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521; HR 18 maart 2005, RvdW 2005, 42, rov. 4.12.
4 [Eiser] heeft in de feitelijke instanties niet aangevoerd dat de kopers de identiteit van de wederpartij hadden behoren te kennen door raadpleging van het handelsregister. Overigens zou een dergelijk verweer weinig kans van slagen hebben gehad: vgl. HR 26 juni 1981, NJ 1982, 1 m.nt. Ma: "Een vennoot die tegenover een partij die met de vennootschap onder firma wil contracteren, in strijd met de waarheid de indruk wekt dat hij volledig bevoegd is om de vennootschap bij het aangaan van dit contract te vertegenwoordigen, kan zich tegenover de wederpartij die van de beperking van zijn - des vennoots - bevoegdheid om de vennootschap te verbinden niet op de hoogte is, niet erop beroepen dat deze die beperking uit het Handelsregister te weten had kunnen komen." Zie ook: losbl. Vermogensrecht, aant. 5 op art. 3:70 (P.J. van der Korst).
5 Zelfs in de brochurebladen die [eiser] ter comparitie heeft overgelegd, welke bladen vóór de ondertekening van de koopovereenkomst aan de kopers zouden zijn getoond, wordt [A] B.V. niet genoemd, wel de persoon [betrokkene 1].
6 Zie over art. 3:67 BW laatstelijk: HR 14 april 2006, LJN AV0652.
7 Parl. Gesch. Boek 3, blz. 283 (voetnoten weggelaten in citaat). Zie ook: Asser-Kortmann (2004), nrs. 92 e.v., i.h.b. nr. 97; A.C. van Schaik, Volmacht, Mon. NBW B5 (1999), nrs. 47 en 48, alwaar ook een overzicht van buitenlands recht op dit punt. Zie voorts: Principles of European Contract Law, art. 3:204: (1) "Where a person acting as an agent without authority or outside the scope of its authority, its acts are not binding upon the principal and the third party. (2) Failing ratification by the principal according to Art. 3:207, the agent is liable to pay the third party such damages as will place the third party in the same position as if the agent had acted with authority (...)".
8 HR 28 maart 1997, NJ 1997, 454.
9 Deze beslissing is herhaald in HR 8 oktober 2004, LJN-nr. AP1083, rov. 3.5. Zie over deze uitspraken (en over HR 3 december 2004, LJN-nr. AR0275): A.L.H. Ernes, De positie van de tussenpersoon jegens een derde: instaan voor bestaan en omvang van een volmacht, Ned. Tijdschrift voor handelsrecht 2005, blz. 73-80.
Uitspraak 29‑09‑2006
Inhoudsindicatie
Vermogensrecht. Geschil over de aansprakelijkheid van een pseudo-gevolmachtigde als bedoeld in art. 3:70 BW (81 RO).
29 september 2006
Eerste Kamer
Nr. C05/174HR
JMH/MK
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.B.C. Kloppenburg,
t e g e n
1. [Verweerder 1] en
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerders in cassatie - verder te noemen: [verweerder] c.s. - hebben bij exploot van 12 mei 2003 eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gedagvaard voor de rechtbank te Haarlem en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de koopovereenkomst van 20 maart 2002 ontbonden te verklaren c.q. te ontbinden;
2. [eiser] te veroordelen tot betaling aan [verweerder] c.s. van de somma van € 43.725,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 41.890,-- vanaf 21 april 2002, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot aan de datum van uitbrenging van deze dagvaarding, alsmede met de wettelijke rente over € 43.725,99 vanaf de datum van uitbrenging van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. [eiser] te veroordelen in de proceskosten, die van de beslagleggingen inbegrepen.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 23 juli 2003 een comparitie van partijen gelast en bij eindvonnis van 12 november 2003 de vorderingen afgewezen en [verweerder] c.s. in de kosten van dit geding veroordeeld.
Tegen het eindvonnis hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 31 maart 2005 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van [verweerder] c.s. alsnog toegewezen en [eiser] in de proceskosten van het geding in beide instanties veroordeeld.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 1.381,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 september 2006.