NJ 2007, 395
HR, 21-04-2006, nr. C04/196HR
HR 21-04-2006, ECLI:NL:PHR:2006:AU8938
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2006
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C04/196HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AU8938
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Gemeenschap
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Erfrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2006:AU8938, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2006
ECLI:NL:PHR:2006:AU8938, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑04‑2006
- Wetingang
BW art. 3:166
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Bijzondere gemeenschap van een goed; gelijke aandelen? Verdeling meerwaarde naar evenredigheid aandeel en niet naar evenredigheid inbreng; uitzondering o.g.v. redelijkheid en billijkheid?
Wanneer echtgenoten gezamenlijk een goed in eigendom verkrijgen en met betrekking tot dat goed een bijzondere gemeenschap tussen hen ontstaat, is dat goed in beginsel voor rekening en risico van beide echtgenoten naar verhouding van hun aandeel in de aldus ontstane gemeenschap met betrekking tot dat goed. Uit art. 3:166 lid 2 BW vloeit voort dat de echtgenoten ieder een gelijk aandeel in de gemeenschap hebben, tenzij hun rechtsverhouding anders meebrengt. Van dit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.