HR, 31-01-2003, nr. C01/001HR
ECLI:NL:PHR:2003:AF0102
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
31-01-2003
- Zaaknummer
C01/001HR
- LJN
AF0102
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2003:AF0102, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 31‑01‑2003; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2003:AF0102
ECLI:NL:PHR:2003:AF0102, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑01‑2003
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2003:AF0102
- Vindplaatsen
JBPr 2003/40
JBPr 2003/40
Uitspraak 31‑01‑2003
Inhoudsindicatie
-
31 januari 2003
Eerste Kamer
Nr. C01/001HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. INTERPLEX B.V., gevestigd te Sittard,
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. M.H. van der Woude,
t e g e n
het rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen STREEKGEWEST WESTELIJKE MIJNSTREEK,
gevestigd te Geleen,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Verweerder in cassatie - verder te noemen: het Streekgewest - heeft bij exploit van 18 april 1996 eisers tot cassatie - verder afzonderlijk te noemen: Interplex en [eiser sub 2] dan wel tezamen Interplex c.s. - gedagvaard voor de Rechtbank te Maastricht en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat Interplex c.s jegens het Streekgewest ter zake de met hem gesloten overeenkomst tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen, althans onrechtmatig hebben gehandeld, met hoofdelijke veroordeling van hen, des dat de een betaald hebbende de ander voor dat betaalde bedrag zal zijn bevrijd, om aan het Streekgewest te vergoeden alle schade die het heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de wanprestatie c.q. onrechtmatige daad, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
2. Interplex c.s. te veroordelen om aan het Streekgewest te betalen een bedrag van ƒ 435.000,--, althans een bedrag door de Rechtbank in goede justitie te bepalen, als voorschot op de reeds geleden schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
3. Interplex c.s. te veroordelen ter zake van de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand aan het Streekgewest te betalen een bedrag van ƒ 17.210,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
Interplex c.s. hebben de vorderingen bestreden en hunnerzijds in reconventie gevorderd:
1. te verklaren voor recht dat het Streekgewest jegens hen, althans Interplex, toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, althans onrechtmatig jegens hen/haar heeft gehandeld, met veroordeling van het Streekgewest om aan hen, althans Interplex, te vergoeden alle schade die zij hebben/heeft geleden, lijdt en nog zal lijden ten gevolge van de meerbedoelde wanprestatie en/of onrechtmatige handelen, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de zogenaamde vertragingsschade, bestaande uit de wettelijke rente vanaf 5 december 1996 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. het Streekgewest te veroordelen aan [eiser sub 2] te betalen ten titel van voorschot schadevergoeding een bedrag van ƒ 15.000,--, te vermeerderen met de vertragingsschade, bestaande uit de wettelijke rente vanaf 5 december 1996 tot aan der dag der voldoening;
3. het Streekgewest te veroordelen in de kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand, die behandeling van deze zaak met zich heeft gebracht, alsmede de kosten van dit geding.
Het Streekgewest heeft in reconventie de vorderingen bestreden.
De Rechtbank heeft bij tussenvonnis van 5 februari 1998 in conventie het Streekgewest tot bewijslevering toegelaten. Na niet gehouden enquête heeft de Rechtbank bij eindvonnis van 4 maart 1999 in conventie de vorderingen toegewezen, zij het dat de veroordeling tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding is beperkt tot een bedrag van ƒ 300.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 18 april 1996, en in reconventie het gevorderde afgewezen.
Tegen beide vonnissen hebben Interplex c.s. zowel in conventie als in reconventie hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het Streekgewest heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij tussenarrest van 5 september 2000 heeft het Hof het Streekgewest in de gelegenheid gesteld de gegevens te verschaffen met betrekking tot de door hem geleden schade, zoals aangegeven in rov. 4.7 van dit arrest, en voor het overige iedere beslissing aangehouden.
Het tussenarrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het tussenarrest van het Hof hebben Interplex c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen het niet verschenen Streekgewest is verstek verleend.
Interplex c.s. hebben de zaak doen toelichten door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot vernietiging van het bestreden arrest.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) In juni 1995 zijn het Streekgewest en Interplex, waarvan [eiser sub 2] in de hier relevante periode enig bestuurder was, overeengekomen dat Interplex ten behoeve van de door het Streekgewest geëxploiteerde afvalberging te Schinnen geshredderd hout (door een hakselmachine in stukjes gehakt hout, dat als afdekmateriaal zou dienen) zou leveren tegen het zogenaamde "0"-tarief. Nadien is overeengekomen dat het Streekgewest aan Interplex ƒ 1,-- per ton geshredderd hout zou betalen.
(ii) Na aflevering van twee proefvrachten werd Interplex bericht dat zij met haar leveringen kon beginnen. Daarop heeft Interplex in de periode van juli tot en met november 1995 materiaal aan het Streekgewest geleverd.
(iii) Op 30 november 1995 is een vrachtwagen van Interplex door het Streekgewest geweigerd, waarna het Streekgewest aan Interplex heeft meegedeeld dat het geen materiaal meer wilde afnemen omdat in plaats van geshredderd hout compostachtig materiaal was geleverd.
3.2 Aan zijn hiervoor onder 1 vermelde vorderingen heeft het Streekgewest ten grondslag gelegd, kort samengevat, dat Interplex afval heeft gestort in plaats van houtshredder te leveren en dat [eiser sub 2] daartoe opdracht heeft gegeven. De Rechtbank, van oordeel dat een zeer aanzienlijk deel van het door Interplex geleverde materiaal geen houtshredder betrof, maar andere materialen waaronder fijngemalen snoeihout, zaagsel, ongeboren mest, afgekeurde compost, bladeren, los gras en grasrollen, onder compost verwerkt GFT, puinresten en zwerfvuil zoals papier, plastic, stenen en bierblikjes, en dat [eiser sub 2] opdracht heeft gegeven dit afval aan het Streekgewest te leveren, heeft die vorderingen grotendeels toegewezen. De reconventionele vorderingen van Interplex en [eiser sub 2] heeft zij afgewezen.
3.3 In hoger beroep heeft het Hof de grief van Interplex verworpen, voor zover deze zich richtte tegen de oordelen van de Rechtbank dat het door Interplex geleverde materiaal niet aan de overeenkomst voldeed en dat Interplex aansprakelijk was voor de als gevolg daarvan ontstane schade. Het heeft het Streekgewest in de gelegenheid gesteld gegevens te verschaffen met betrekking tot de omvang van de schade en voor het overige iedere beslissing aangehouden. Wat het door Interplex geleverde materiaal betreft, achtte het Hof (rov. 4.6.1 en 4.6.2) op grond van de door het Streekgewest in het geding gebrachte processen-verbaal van de Regiopolitie Limburg-Zuid voorshands voldoende aannemelijk dat Interplex voornamelijk ander materiaal dan geshredderd hout, te weten compostachtig materiaal en afval, naar de stortplaats had gebracht. Daarop aansluitend overwoog het Hof in zijn rov. 4.6.3:
"Interplex en [eiser sub 2] hebben bij memorie van grieven bewijs door middel van getuigen aangeboden van de (niet) toerekenbare tekortkoming in de nakoming van enige op Interplex rustende verbintenis jegens Streekgewest, maar het hof passeert dit bewijsaanbod. Interplex heeft niet voldoende gemotiveerd aangegeven welke verklaringen in eerdergenoemde processen-verbaal onjuist zouden zijn of op welke punten deze verklaringen aangevuld of gewijzigd zouden moeten worden door middel van een getuigenverklaring. Interplex heeft evenmin aangegeven welke getuigen zij zou willen horen. Een dergelijk bewijsaanbod acht het hof in casu - met name gelet op eerdergenoemde verklaringen in de processen-verbaal - te vaag."
3.4.1 Onderdeel 1 van het middel keert zich tegen rov. 4.6.3 met de klacht dat, nu het door Interplex en [eiser sub 2] bij memorie van grieven aangeboden getuigenbewijs strekte tot het leveren van tegenbewijs, het Hof aan dit aanbod ten onrechte de eis heeft gesteld dat het gespecificeerd dient te zijn.
3.4.2 Deze klacht is gegrond. Het Hof heeft, in cassatie onbestreden, geoordeeld dat de grief van Interplex en [eiser sub 2] ertoe strekte de zaak in volle omvang door het Hof te doen beoordelen. Voor de Rechtbank was onder meer in geschil of, zoals het Streekgewest stelde maar Interplex en [eiser sub 2] betwistten, Interplex naast houtshredder ook in aanzienlijke mate compostachtig materiaal en afval naar de stortplaats van het Streekgewest heeft gebracht. Met betrekking tot dit geschilpunt rustte, naar het Hof blijkens zijn rov. 4.6.1 heeft onderkend, op het Streekgewest de last te bewijzen dat in aanzienlijke mate compostachtig materiaal en afval naar de stortplaats was gebracht. Mede in aanmerking genomen dat het Hof in zijn rov. 4.6.1 voorshands, dat wil zeggen: behoudens tegenbewijs, voldoende aannemelijk heeft geoordeeld dat zulks het geval is geweest, kan rov. 4.6.3 slechts aldus worden gelezen dat het door Interplex en [eiser sub 2] gedane bewijsaanbod (onder meer) betrekking had op het leveren van bedoeld tegenbewijs. Anders dan het Hof heeft geoordeeld, mag aan een aanbod tot tegenbewijs niet de eis worden gesteld dat dit voldoende gespecificeerd is.
3.5 Onderdeel 2 kan wegens gemis aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Het Hof heeft niet, zoals het onderdeel veronderstelt, verzuimd te beslissen op de grief van [eiser sub 2], gericht tegen het oordeel van de Rechtbank dat hij onrechtmatig jegens het Streekgewest heeft gehandeld door feitelijk te verhinderen dat Interplex haar verplichtingen nakwam: het Hof heeft zijn beslissing daaromtrent aangehouden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 5 september 2000;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het Gerechtshof te Arnhem;
veroordeelt het Streekgewest in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Interplex c.s begroot op € 4.352,31 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 31 januari 2003.
Conclusie 31‑01‑2003
Inhoudsindicatie
-
Zaaknr. C01/001HR
Mr Huydecoper
Zitting van 15 november 2002
Conclusie inzake
1. De besloten vennootschap Interplex B.V.
en
2. [eiser sub 2],
eisers tot cassatie
tegen
Het rechtspersoonlijkheid bezittende lichaam Streekgewest Westelijke Mijnstreek,
verweerder in cassatie
Feiten en procesverloop
1. De belangrijkste feiten zijn weergegeven in rov. 4.2 van het in cassatie bestreden arrest. Zij komen erop neer dat de verweerder in cassatie, het Streekgewest, de eisers tot cassatie, Interplex c.s., verwijt dat die (opzettelijk) zijn tekortgeschoten in de nakoming van een mondeling gesloten overeenkomst. Die overeenkomst hield in dat Interplex c.s. op de afvalberging van het Streekgewest partijen geshredderd hout zouden leveren, tegen een vergoeding (ten gunste van Interplex c.s.) van f 1,- per ton. Interplex c.s. zouden echter, in plaats van geshredderd hout, aanzienlijke hoeveelheden ander - en zoals voor de hand ligt: volgens het Streekgewest minderwaardig - materiaal hebben geleverd.
2. Het Streekgewest heeft op de zojuist sterk verkort weergegeven gronden schadevergoeding van Interplex c.s. gevorderd. Interplex c.s. hebben deze vordering bestreden, en reconventioneel eveneens schadevergoeding gevorderd.
3. In eerste aanleg wees de rechtbank de vorderingen van het Streekgewest grotendeels toe, en de reconventionele vordering van Interplex c.s. af. Op het hoger beroep van - uiteraard - Interplex c.s. besliste het hof, inhoudelijk, dat de bezwaren van Interplex c.s. tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen, voorzover in het arrest beoordeeld, ongegrond waren.
Omdat het hof van mening was dat de schade van het Streekgewest in het kader van de onderhavige procedure kon worden begroot en dat een schadestaatprocedure (waartoe de rechtbank in eerste aanleg had besloten) niet nodig was, heeft het hof in het dictum van zijn arrest slechts aangegeven dat het Streekgewest (nadere) gegevens omtrent zijn schade mocht aanvoeren, en dat Interplex c.s. daarop zouden mogen reageren. Alle verdere beslissingen werden aangehouden.
4. Interplex c.s. zijn tijdig in cassatie gekomen. Het cassatiemiddel klaagt over twee dingen: voorbijgaan aan een namens Interplex c.s. gedaan bewijsaanbod, en voorbijgaan aan verweren m.b.t. de aansprakelijkheid van de tweede eiser tot cassatie, [eiser sub 2]. Het Streekgewest houdt deze als bestuurder van Interplex voor de aan Interplex verweten tekortkoming(en) aansprakelijk. De hier bedoelde verweren strekten ertoe dat er in dit geval geen voldoende grondslag voor "bestuurders-aansprakelijkheid" bestaat.
Het Streekgewest heeft in cassatie verstek laten gaan. Namens Interplex c.s. is de zaak schriftelijk toegelicht.
Bespreking van het cassatiemiddel
5. Zowel het bestreden arrest als de cassatiedagvaarding zijn van vóór 1 januari jl; en reeds het eerste van die twee feiten is voldoende om mee te brengen dat deze zaak moet worden beoordeeld naar het vóór 1 januari jl. geldende procesrecht. Dat betekent onder andere, dat cassatieberoep tegen het interlocutoire arrest van het hof, anders dan onder vigeur van het "nieuwe" procesrecht het geval zou zijn, hier toegestaan is.
6. De eerste cassatieklacht, in alinea 4 hiervóór zéér summier weergegeven, betreft het oordeel van het hof dat aan het namens Interplex c.s. in appel gedane bewijsaanbod voorbij moest worden gegaan omdat dat bewijsaanbod te vaag was (rov. 4.6.3).
Het middel bestrijdt niet dat het hof het desbetreffende bewijsaanbod als (te) vaag kon aanmerken, maar werpt tegen dat het bewijsaanbod (mede) zag op het leveren van tegenbewijs. Aan een aanbod van tegenbewijs mag, aldus het middel, niet de eis van specificatie en precisering worden gesteld die overigens voor een bewijsaanbod (wil de rechter verplicht zijn om daarop in te gaan) wel geldt.
7. De regel die het middel hier inroept kan inderdaad worden gevonden in de (vele) bronnen die daarvoor in de schriftelijke toelichting (in alinea 1) worden aangehaald. In zoverre berust het middel op een deugdelijke grondslag. Als zou blijken dat het namens Interplex c.s. gedane bewijsaanbod inderdaad tegenbewijs (door getuigen) betrof, zou daarom moeten worden aangenomen dat het hof de op dit geval toepasselijke rechtsregel heeft veronachtzaamd.
8. Intussen is het niet zo makkelijk om vast te stellen of het zojuist aangegeven geval zich voordoet - dus of het bewijsaanbod van Interplex c.s. mede zag op het leveren van tegenbewijs tegen door het Streekgewest geleverd bewijs. De raadsvrouwe van Interplex c.s. wijst er in de schriftelijke toelichting op dat het hof in rov. 4.6.1. de aannemelijkheid van (een deel van) de stellingen van het Streekgewest heeft beoordeeld aan de hand van door het Streekgewest overgelegde processen-verbaal, en verbindt daaraan de conclusie dat Interplex c.s. overeenkomstig het in cassatie bedoelde bewijsaanbod de gelegenheid moesten krijgen om tegenbewijs tegen het aldus gewogen bewijsmateriaal in te brengen.
9. De reden dat ik deze op het eerste gezicht plausibele gedachtegang niet dadelijk onderschrijf bestaat hierin, dat ik in het namens Interplex c.s. in appel aangevoerde geen duidelijke stelling aantref waaruit blijkt dat Interplex c.s. het hier door het hof beoordeelde betoog van het Streekgewest (ook in appel) hebben bestreden. Het gaat dan om het betoog dat Interplex c.s., in plaats van geshredderd hout zoals in de (in zoverre niet betwiste) overeenkomst bedoeld, op aanzienlijke schaal ander (afval)materiaal hebben aangeleverd.
10. Wat Interplex c.s. hierover in appel vooral hebben aangevoerd, komt er op neer dat het materiaal dat zij hebben geleverd (hoewel dat misschien niet het overeengekomen geshredderd hout was) beantwoordde aan de kwalificatie "afdekmateriaal"; en dat, omdat het het Streekgewest om afdekmateriaal te doen zou zijn geweest en het Streekgewest het geleverde materiaal ook als afdekmateriaal heeft gebruikt, de gestelde schade niet zou zijn geleden. Men ziet dat - als gezegd: vooral - in al. 2 van de Memorie van Grieven (opgenomen in de appeldagvaarding); en het wordt nog eens expliciet herhaald in de pleitnota in appel namens Interplex c.s., op p. 2(1).
Tegen de vaststelling uit de eerste aanleg dat Interplex c.s. niet (slechts) geshredderd hout maar (veel) andere materialen hebben geleverd, is dan ook door Interplex c.s. geen specifieke grief ingebracht, zoals ook in de Memorie van Antwoord namens het Streekgewest, alinea's 6 en 8, wordt geconstateerd (en zoals in de latere stukken, en met name in de zoeven genoemde pleitnota namens Interplex c.s., in het geheel niet wordt weersproken).
11. Daar staat tegenover dat Interplex c.s. bij Memorie van Antwoord in incidenteel appel, alinea 5, wèl te bewijzen hebben aangeboden, onder andere, dat niet bewezen zou zijn dat 3200 althans 3000 ton compostachtig materiaal door Interplex zou zijn geleverd(2). Ondanks de opeenstapeling van negaties in dit bewijsaanbod, kan ik het niet anders verstaan dan in die zin, dat Interplex c.s. (toch) betwistten dat het door hen geleverde materiaal voor een groot deel uit iets anders dan het overeengekomen geshredderd hout zou hebben bestaan.
12. Deze met elkaar botsende aanwijzingen brengen mij ertoe, het middel - toch - als gegrond aan te merken. De niet voor één uitleg vatbare opstelling van Interplex c.s. in de appelinstantie bood weliswaar aanknopingspunten voor die lezing van het standpunt van Interplex c.s., dat niet (tijdig) bezwaar was gemaakt tegen de vaststelling (van de rechtbank) dat er op grote schaal ander afval dan het overeengekomen geshredderde hout was geleverd - maar per saldo meen ik toch dat het hof de stellingen van Interplex c.s. zo niet heeft gelezen. Daartoe draagt natuurlijk bij dat het hof, zoals in de schriftelijke toelichting namens Interplex c.s. wordt benadrukt, in rov. 4.6.1. de aannemelijkheid van het van de kant van het Streekgewest bijgebrachte bewijs over dit gegeven heeft beoordeeld. Mede in het licht van het zojuist in alinea 11 genoemde bewijsaanbod van Interplex c.s. moet rov. 4.6.3 dan toch waarschijnlijk zo worden begrepen dat het hof de stellingen van Interplex c.s. niet eng heeft opgevat, en heeft aangenomen dat die stellingen er (ook) toe strekten, te betwisten dat er in de door het Streekgewest gestelde (ruime) mate ander materiaal dan geshredderd hout was geleverd.
13. In dezelfde rov. 4.6.3 tref ik vervolgens wel aan dat het bewijsaanbod van Interplex c.s. als te vaag wordt beoordeeld, maar niet - wat in dit verband op zichzelf wel denkbaar ware geweest - dat de door Interplex c.s. ingebrachte betwisting als onvoldoende gemotiveerd wordt beoordeeld. Ik sluit niet uit dat het hof zich in feite wèl (mede) door die gedachte heeft laten leiden (en zoals uit het eerder besprokene blijkt, geeft de niet bij uitstek consistente opstelling van Interplex c.s. in appel aan die gedachte misschien wel voedsel); maar in het bestreden arrest komt nu eenmaal dat oordeel niet (voldoende) duidelijk tot uiting, en lijkt het hof zich toch uiteindelijk door de door het middel bestreden gedachte (namelijk: dat het bewijsaanbod als te vaag werd beoordeeld) te hebben laten leiden. Die laatste gedachte geeft inderdaad van een onjuiste rechtsopvatting blijk; en zo is deze wat moeizaam getrokken cirkel dan rond.
14. De tweede klacht van het middel merk ik daarentegen als ongegrond aan. Het hof heeft inderdaad de argumenten die met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid van [eiser sub 2] waren aangevoerd (nog) niet beoordeeld; maar het ligt in de rede dat dat in het vervolg van de procedure (waarin het hof nu nog maar een zuiver interlocutoire beslissing heeft gegeven) nog zou gebeuren. In elk geval geldt dat Interplex c.s. hun onderhavige bezwaren, zoals art. 399 Rv het uitdrukt, kunnen doen herstellen door dezelfde rechter bij wie de zaak heeft gediend(3).
Conclusie
Ik concludeer tot vernietiging van het bestreden arrest.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
1 Het door Interplex c.s. aangeboden bewijs zag ook, in elk geval mede, op dit gegeven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit p. 6 van de Memorie van Grieven, en wordt bevestigd door alinea 6 van de Memorie van Antwoord in incidenteel appel en door de pleitnota in appel. Het middel strekt er, mede blijkens de schriftelijke toelichting, niet toe dat aan Interplex c.s. in dit opzicht ten onrechte de mogelijkheid van (tegen)bewijs zou zijn onthouden. Daarom ga ik voorbij aan de (talrijke) vragen die een betoog van die strekking zou hebben opgeroepen.
2 Namens Interplex c.s. is in cassatie op dit nadere bewijsaanbod geen beroep gedaan; maar dat belet niet dat dat in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van de (strekking van de) overwegingen van het hof m.b.t. het bewijsaanbod waarop Interplex c.s. zich in cassatie wèl beroepen.
3 Zie bijvoorbeeld Burgerlijke Rechtsvordering (losbl., "oud"), Korthals Altes, art. 399, aant. 1; Veegens - Korthals Altes - Groen, Cassatie in Burgerlijke Zaken, 1989, p. 111 (bij voetnoot 2).