JOL 2002, 489
Wettelijk preferentiesysteem: hoge rang Ontvanger o.g.v. art. 21 Invorderingswet 1990; geen voorrang vordering uit onrechtmatige daad; geen ongerechtvaardigde verrijking Ontvanger.
HR 27-09-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AE3389
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27 september 2002
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
C00/174HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AE3389
- Vakgebied(en)
Invordering / Algemeen
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Vermogensrecht (V)
Insolventierecht (V)
Invordering (V)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AE3389, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑09‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AE3389, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑09‑2002
Essentie
Wettelijk preferentiesysteem: hoge rang Ontvanger o.g.v. art. 21 Invorderingswet 1990; geen voorrang vordering uit onrechtmatige daad; geen ongerechtvaardigde verrijking Ontvanger.
De Ontvanger wordt niet ongerechtvaardigd verrijkt indien hij zijn vordering die uiteindelijk haar grondslag vindt in onrechtmatig handelen van de belastingschuldige, zou kunnen verhalen boven de (aan de Vereniging toegewezen) vordering tot schadevergoeding uit die onrechtmatige daad. Art. 21 Invorderingswet 1990 verleent voor de invordering van rijksbelastingen een voorrecht met een hoge rang op alle goederen van de belastingschuldige. Aan de vordering uit onrechtmatige daad is geen voorrang toegekend. De hieruit voortvloeiende gunstige positie voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.