JOL 2002, 134
Wet Bopz. Verzoek om schadevergoeding ex art. 35. Ontvankelijkheid cassatieberoep; procesvertegenwoordiging.
HR 01-03-2002, ECLI:NL:PHR:2002:AD9149
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 maart 2002
- Magistraten
R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R02/001HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AD9149
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2002:AD9149, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑03‑2002
ECLI:NL:PHR:2002:AD9149, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑03‑2002
Essentie
Wet Bopz. Verzoek om schadevergoeding ex art. 35. Ontvankelijkheid cassatieberoep; procesvertegenwoordiging.
Nu het beroep in cassatie is vervat in een verzoekschrift dat niet is getekend door een advocaat bij de Hoge Raad, moeten verzoekers ingevolge het in deze zaak toepasselijke art. 426a lid 1 Rv. niet-ontvankelijk worden verklaard in hun beroep. Hieraan doet niet af dat ingevolge art. 78 Wet Bopz in verzoekschriftprocedure als bedoeld in dat wetsartikel het verzoekschrift niet door een procureur behoeft te worden ingediend en getekend, nu deze bepaling slechts betrekking heeft op de procesvertegenwoordiging in de procedure in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.