JOL 2001, 680
Antilliaanse zaak. Aanbod tot getuigenbewijs; discretionaire bevoegdheid rechter in hoger beroep?; concordantiebeginsel.
HR 23-11-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AD4032
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 november 2001
- Magistraten
G.G. van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, C.H.M. Jansen, H.A.M. Aaftink, A.G. Pos, A. Hammerstein
- Zaaknummer
R99/205HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AD4032
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AD4032, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑11‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AD4032, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑11‑2001
Essentie
Antilliaanse zaak. Aanbod tot getuigenbewijs; discretionaire bevoegdheid rechter in hoger beroep?; concordantiebeginsel.
Nu ook in de Nederlandse Antillen en Aruba de rechtsontwikkeling in de richting is gegaan dat de bepalingen van bewijsrecht die gelden in de procedure in eerste aanleg, ook van toepassing zijn in hoger beroep, brengt het concordantiebeginsel mee dat art. 280 lid 1 RvNA wat het bewijsrecht betreft thans in dezelfde zin wordt uitgelegd als art. 353 Rv. in Nederland; mitsdien moet worden aangenomen dat naar het procesrecht van de Nederlandse Antillen en Aruba thans ook de rechter in hoger beroep gehouden is in te gaan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.