JOL 2000, 663
Terugvordering bijstand. Wet boeten; overgangsrecht; toepasselijk procesrecht; bevoegde rechter; ambtshalve beoordeling.
HR 22-12-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA9137
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 december 2000
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, H.A.M. Aaftink
- Zaaknummer
R00/058HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA9137
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Bestuursprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA9137, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑12‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA9137, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑12‑2000
Essentie
Terugvordering bijstand. Wet boeten; overgangsrecht; toepasselijk procesrecht; bevoegde rechter; ambtshalve beoordeling.
Het inleidende verzoekschrift tot terugbetaling van bijstand is ingediend na 30 juni 1997. Ingevolge art. XVI lid 2Wet boeten is de kantonrechter bevoegd kennis te nemen van dat verzoek indien het besluit tot terugvordering is bekendgemaakt vóór 1 juli 1997; is het besluit bekendgemaakt op of na 1 juli 1997, dan dient de Gemeente de bestuursrechtelijke procedure te volgen. De Rechtbank had — ambtshalve — ter beoordeling van haar bevoegdheid moeten nagaan of het besluit vóór dan wel op of na 1 juli ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.