JOL 2000, 582
Antilliaanse zaak. Landsverordening toelating en uitzetting; verboden discriminatie; ‘own country’. Dictum onvoldoende duidelijk.
HR 24-11-2000, ECLI:NL:PHR:2000:AA8448
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 november 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, W.H. Heemskerk, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein;plv.
- Zaaknummer
R99/035HR
R99/040HR
- Conclusie
plv. P-G Mok
- LJN
AA8448
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2000:AA8448, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑11‑2000
ECLI:NL:PHR:2000:AA8448, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑11‑2000
Essentie
Antilliaanse zaak. Landsverordening toelating en uitzetting; verboden discriminatie; ‘own country’. Dictum onvoldoende duidelijk.
De beperkingen opgenomen in de LTU (Landsverordening toelating tot en uitzetting uit de Nederlandse Antillen) zijn niet in strijd met het bepaalde in art. 12 lid 1 IVBPR, art. 2 lid 1 Protocol no. 4 EVRM, art. 12 lid 4 IVBPR en art. 3 lid 2 Protocol no. 4 EVRM. Het in de LTU gemaakte onderscheid tussen Antillianen en ‘andere Nederlanders’ levert in zijn algemeenheid geen verboden discriminatie op. Het begrip ‘nationale afstamming’ in art. 1 van het IVESC heeft niet de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.