JOL 2000, 413
Antilliaanse zaak. Verkrijgende verjaring onroerende zaak; bezit te goeder trouw.
HR 08-09-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7039
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 september 2000
- Magistraten
F.H.J. Mijnssen, P. Neleman, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman
- Zaaknummer
R98/155HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
AA7039
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA7039, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑09‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA7039, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑09‑2000
Essentie
Antilliaanse zaak. Verkrijgende verjaring onroerende zaak; bezit te goeder trouw.
Naar het recht van de Nederlandse Antillen is voor verkrijging door verjaring van een onroerende zaak immers nodig bezit te goeder trouw, terwijl een bezitter, ook naar dat recht, te goeder trouw is wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt en zich redelijkerwijze als zodanig mocht beschouwen. Geen sprake van bezit te goeder trouw van de gehele onroerende zaak nu voldoende bekend was dat de plantage was nagelaten aan de gezamenlijke vrijgelaten slaven en dit feit bovendien in het plantageregister was aangetekend.
Samenvatting
Partij(en)
- 1.
[Eiser 1]
- 2.
[Eiser ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.