NJ 1968, 246
HR, 01-03-1968
HR 01-03-1968, ECLI:NL:HR:1968:AB6642, m.nt. G.J. Scholten
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 maart 1968
- Magistraten
De Jong, Wiarda, Hulsmann, Dubbink, Beekhuis
- Zaaknummer
[1968-03-01/NJ_51698]
- Noot
G.J. Scholten
- LJN
AB6642
- JCDI
JCDI:ADS159777:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1968:AB6642, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑03‑1968
ECLI:NL:PHR:1968:AB6642, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑01‑1968
- Wetingang
BW art. 1844; BW art. 1845; BW art. 1846; BW art. 1847; BW art. 1848; BW art. 1849
Essentie
Toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Samenvatting
Omstandigheden waaronder het Hof kon oordelen dat ook een niet-doen van eiseres tot cassatie heeft bijgedragen tot de bij de verweerder in cassatie opgewekte en aan eiseres toerekenbare schijn dat een derde, P., t.a.v. alle aan verweerder opgedragen werkzaamheden bevoegd was eiseres te vertegenwoordigen.*
* Zie de noot onder dit arrest
Partij(en)
De rechtspersoonlijkheid bezittende Moluksche Evangelische Kerk in Nederland, te 's‑Gravenhage, eiseres tot cassatie van een door het Hof te 's‑Gravenhage tussen pp. gewezen arrest van 5 jan. 1967, adv. Mr. A.G. Maris
tegen
F.J. Clijnk, te Wormer, verweerder in cassatie, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.