NJ 1968, 62
HR, 02-02-1968
HR 02-02-1968, ECLI:NL:PHR:1968:AB3472
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
2 februari 1968
- Magistraten
De Jong, Hulsmann, Dubbink, Beekhuis, Van Der Linde
- Zaaknummer
[1968-02-02/NJ_51514]
- LJN
AB3472
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1968:AB3472, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 02‑02‑1968
ECLI:NL:PHR:1968:AB3472, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑1968
- Wetingang
Rv (oud) art. 289; Rv (oud) art. 290; Rv (oud) art. 291; Rv (oud) art. 292; Rv (oud) art. 293; Rv (oud) art. 294; Rv (oud) art. 295; Rv (oud) art. 296; Rv (oud) art. 297
Essentie
Heeft de rechter in kort geding ambtshalve te onderzoeken of het belang van pp. een onverwijlde voorziening vordert?
Samenvatting
De President der Rb. die blijkens art. 289 Rv. bevoegd is een onverwijlde voorziening te geven indien het belang van partijen zulks vordert, dient zo nodig ambtshalve te onderzoeken of in het gegeven geval het belang van partijen de onverwijlde voorziening vordert. Hetzelfde geldt voor het Gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep van een vonnis van de President.
Partij(en)
X, wonende te Valkenburg-Houthem, eiser tot cassatie van een tussen pp. gewezen arrest van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.