NJ 1949, 558
HR, 25-02-1949: Doetinchemse woonruimtevordening
HR 25-02-1949, ECLI:NL:PHR:1949:AG1963 (Doetinchemse woonruimtevordening)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
25 februari 1949
- Magistraten
Donner, Nypels, Hijink, Van der Flier, Smits, Berger
- Zaaknummer
[1949-02-25/NJ_49911]
- Conclusie
P-G Berger
- LJN
AG1963
- Roepnaam
Doetinchemse woonruimtevordening
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1949:AG1963, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 25‑02‑1949
ECLI:NL:PHR:1949:AG1963, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑02‑1949
- Wetingang
Woonruimtewet 1947 art. 7; Woonruimtewet 1947 art. 32
Essentie
Woonruimtevordering. Misbruik van overheidsmacht?
Samenvatting
Uit de artt. 7 en 32 Woonruimtewet valt af te leiden, dat de waardering in een bepaald geval van de in aanmerking komende belangen ter beslissing van de vraag of voor een vordering grond is te vinden, is overgelaten aan het beleid van de administratie en de rechter daarin niet uit hoofde van een andere appreciatie dier belangen kan tussenkomen.
Het Hof heeft zulks in dezen ten onrechte wel gedaan (zie nader het arrest, Red.).
Voor tussenkomst van den rechter zou reden kunnen zijn, indien de vordering als een daad van willekeur zou zijn ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.