NJ 2011/504
Smaad(schrift); strafrechtelijke veroordeling na civielrechtelijke veroordeling; vrijheid van meningsuiting.
HR 14-06-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP0287, m.nt. E.J. Dommering
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 juni 2011
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, M.A. Loth
- Zaaknummer
10/01604
- Conclusie
A-G Silvis
- Noot
E.J. Dommering
- LJN
BP0287
- JCDI
JCDI:ADS127379:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP0287, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑06‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP0287, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 08‑07‑2010
- Wetingang
Essentie
Smaad(schrift) door aangevers publiekelijk van moord te beschuldigen. Vervolg op Hof Amsterdam 13 oktober 2009, NJFS 2010/14.
1. Het hof kon oordelen dat, na civielrechtelijke veroordelingen wegens smaad, een strafrechtelijke veroordeling van verdachte gerechtvaardigd was ter bescherming van de belangen van aangevers.
2. Ook bij verwerping van een beroep op vrijheid van meningsuiting, zoals neergelegd in art. 10 EVRM, kan aan een beroep op art. 261 lid 3 Sr nog zelfstandige betekenis toekomen.
Samenvatting
1. Wanneer sprake is van voorafgaande civielrechtelijke veroordelingen wegens smaad, gaat het er niet zozeer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.