HR, 29-09-2009, nr. 07/11110
ECLI:NL:HR:2009:BJ8825
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29-09-2009
- Zaaknummer
07/11110
- LJN
BJ8825
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ8825, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑09‑2009; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ8904, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑09‑2009
Inhoudsindicatie
Geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen a.b.i. art. 225 Sr. ’s Hofs oordeel dat het door verdachte gebruikte formulier M35-A waarmee een "verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd" wordt aangevraagd, een geschrift is dat bestemd is om tot het bewijs van enig feit te dienen, geeft geen blijk van een onjuiste uitleg van de woorden "bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen" a.b.i. art. 225 Sr, en is toereikend gemotiveerd (zie ook LJN BI6714).
29 september 2009
Strafkamer
Nr. 07/11110
Hoge Raad der Nederlanden
Herstelarrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 9 februari 2007, nummer 22/005333-05, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 3], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. M.A.M. Pijnenburg en mr. K.K. Hansen Löve, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, voor zover het de daarbij opgelegde straf betreft, tot zodanige vermindering van die straf als de Hoge Raad gepast acht en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Aan de beoordeling van de middelen voorafgaande beschouwing
Abusievelijk is de Hoge Raad in rechtsoverweging 4 van zijn arrest van 8 september 2009 uitgegaan van een door het Hof opgelegde gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, zulks terwijl het Hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren heeft opgelegd. De Hoge Raad zal dit arrest intrekken.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het Hof een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de in de tenlastelegging en bewezenverklaring van feit 2 voorkomende term "geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen".
3.2.1. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 24 februari 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, formulieren (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (model M-35A)), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot het bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders toen en daar telkens valselijk/in strijd met de waarheid op de formulieren ingevuld dat die aanvrager een verblijfadres/woonadres in de regio Haaglanden heeft ([a-straat 1] in [plaats A], [b-straat 1] in [plaats A], [c-straat 1] in [plaats A] of [d-straat 1] in [plaats B], zulks (telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken en hij in de periode van 1 oktober 2001 tot en met 24 februari 2004 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse formulieren (aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd (model M-35A)), - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die geschriften (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij en/of zijn mededaders deze formulieren hebben ingediend bij de Vreemdelingendienst Haaglanden teneinde bij de Vreemdelingendienst Haaglanden een procedure te starten voor het verkrijgen van een vergunning tot verblijf in Nederland en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op die formulieren onjuiste (verblijf/woon) adressen waren ingevuld van de aanvrager van die vergunning tot verblijf."
3.2.2. Het bestreden arrest houdt onder "bewijsbestemming" het volgende in:
"Ten tijde van de tenlastegelegde feiten was in gebruik het bij ministeriële regeling vastgestelde Model M35-A tot "Aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd."
De daarin van de aanvrager verzochte persoonsgegevens houden in:
Achternaam
Voorna(a)m(en)
Geboortedatum
Geboorteplaats
Geboorteland
Nationaliteit
Paspoortnummer
Geslacht
Adres (hof:vet)
Postcode/Plaats.
Onder "een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen", in de zin van artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, verstaat het hof een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend. Het Model M35-A kan door of namens een vreemdeling, in de zin van de Vreemdelingenwet 2000, worden ingediend indien hij rechtmatig in Nederland wenst te verblijven.
Het is, naar het oordeel van het hof, een algemeen maatschappelijk belang dat een ieder die aanspraak wenst te maken op een - hier te lande en aan een wettelijke regeling te ontlenen - recht, bij de procedure tot realisering van dat recht, de daartoe gevraagde (persoons)gegevens naar waarheid verstrekt aan de overheidsinstantie die belast is met de behandeling van de aanvragen daarvoor, zijnde de Vreemdelingendienst voor wat betreft de aanvraag (artt. 14 - 19 Vreemdelingenwet 2000). Aan dit uitgangspunt staat niet zonder meer in de weg dat - zoals in onderhavig geval - een aanvraag, indien de verschuldigde leges ter zake van de afdoening daarvan zijn voldaan (art. 24, lid 2, Vreemdelingenwet 2000) in behandeling (onderstreping: hof) móet worden genomen ook al vermeldt die aanvraag een onjuiste opgave van een of meer van de vreemdeling gevraagde (persoons)gegevens, waaronder - zoals in casu - het opgegeven adres.
Het behoeft geen betoog dat de vreemdeling in vorenbedoelde zin - in ieder geval - ten tijde van zijn aanvraag hier te lande als in de periode die nodig is, voor de overheidsinstantie dan wel de bestuursrechter, om daarop te beslissen, anders dan door een - mogelijk: steeds wisselend - GSM-nummer, traceerbaar dient te zijn voor de ambtenaren die belast zijn met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen (art. 47 Vreemdelingenwet 2000). Het ingevulde aanvraagformulier M35-A vervult daarbij in de samenleving - en het hof rekent daaronder de relatie tussen rechtmatig en niet rechtmatig in Nederland verblijvenden enerzijds en de overheid anderzijds - de rol van kenbron in de zin van 'betekenis voor het bewijs' van het feit, waar de vreemdeling zich in belangrijke mate van waarschijnlijkheid ophoudt.
Dát het van belang is te weten waar de vreemdeling zich precies ophoudt leidt het hof daarenboven af uit de 'Verplichtingen in het kader van het toezicht' neergelegd in artikel 4.39 Meldingsplicht illegale vreemdeling en artikel 4.37 Kennisgeving verhuizing/vertrek, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Mede gelet op de verruimde interpretatie die het bestanddeel "bewijsbestemming" in de jurisprudentie heeft gekregen komt het hof op grond van het vorenstaande tot het oordeel dat een bewust onjuist opgegeven adres in het M35-A formulier, valsheid in geschrift in de zin van artikel 225, eerste lid, Wetboek van Strafrecht, kan opleveren indien aan alle overige voorwaarden voor strafbaarheid voor dit delict is voldaan. (...)"
3.3. Het oordeel van het Hof dat het door de verdachte gebruikte formulier M35-A waarmee een "verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd" wordt aangevraagd, een geschrift is dat bestemd is om tot het bewijs van enig feit te dienen, geeft geen blijk van een onjuiste uitleg van de in de tenlastelegging en bewezenverklaring voorkomende woorden "bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen", die aldaar klaarblijkelijk zijn gebezigd in de betekenis die daaraan toekomt in art. 225 Sr, en is toereikend gemotiveerd.
3.4. Het middel faalt.
4. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dat behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en de mate waarin de redelijke termijn is overschreven, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn
is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
trekt in zijn voormelde arrest van 8 september 2009;
verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 29 september 2009.