Ktg. Zwolle, 14-11-2006, nr. 300761CV05-6214
ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ7805
- Instantie
Kantongerecht Zwolle
- Datum
14-11-2006
- Zaaknummer
300761CV05-6214
- LJN
AZ7805
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZLY:2006:AZ7805, Uitspraak, Rechtbank Zwolle-Lelystad, 14‑11‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 14‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Kantonzaak, arbeidsrecht. Uitleg pensioenvoorziening in arbeidsovereenkomst en betekenis pensioenbrief.
RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
sector kanton – locatie Zwolle
zaaknr.: 300761 CV 05-6214
datum : 14 november 2006
Vonnis in de zaak van:
mevrouw [X],
wonende te [woonplaats],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie, verder te noemen: “[X]”,
gemachtigde mr. A.W. Cramer, advocaat te Amstelveen,
rolgemachtigde Hanze Gerechtsdeurwaarders te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap OFFICE DEPOT B.V.,
gevestigd te Venlo en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie, verder te noemen: “Office Depot”
gemachtigde mw. mr. M. Maric, advocaat te Amsterdam.
De procedure
De zaak is bij op 1 juni 2005 uitgebrachte dagvaarding aanhangig gemaakt, welke zaak aanvankelijk onder zaak/rolnummer 277437 CV 05-2618 is geregistreerd geweest.
Partijen zijn verschenen, waarna Office Depot één en andermaal uitstel is verleend voor het nemen van een conclusie van antwoord. Op eenparig verzoek van partijen is de zaak daarop bij vonnis van 6 september 2005 ter rolle doorgehaald.
Op verzoek van [X] is de zaak op de rol herplaatst, waarna bovenvermeld zaak/ rolnummer is toegekend. Office Depot is vrijwillig verschenen.
Partijen hebben vervolgens de volgende processtukken gewisseld:
- een conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van de zijde van Office Depot d.d. 10 januari 2006;
- een conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van de zijde van [X] d.d. 21 maart 2006;
- een conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van de zijde van Office Depot d.d. 27 juni 2006;
- een conclusie van dupliek in reconventie van de zijde van [X] d.d. 25 juli 2006.
Tot slot hebben partijen op 17 oktober 2006 hun standpunten doen bepleiten. De pleitnotities zijn aan de gedingstukken toegevoegd.
Het geschil
in conventie:
De vordering van [X] strekt ertoe dat de kantonrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Office Depot zal veroordelen om binnen 10 dagen na betekening van een in dezen te wijzen vonnis:
a. zorg te dragen voor de uitkering van een jaarlijks weduwepensioen ter grootte van (in december 2003) € 44.210 door een erkende verzekeraar, jaarlijks te indexeren met 3%;
b. een bewijs van deze verzekering aan [X] te overleggen;
c. de op de datum van betekening van het vonnis reeds vervallen pensioentermijnen aan [X] te voldoen, door betaling van het verschil tussen enerzijds de gevorderde bedragen en anderzijds de door Aegon reeds betaalde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente wegens te late betaling vanaf het moment van vervallen van de betreffende termijn tot het moment van volledige betaling van die betreffende termijn,
een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 2.500 per dag of gedeelte van een dag dat Office Depot in gebreke zal zijn aan een veroordelend vonnis te voldoen, met veroordeling van Office Depot in de kosten van deze procedure.
Daartegen heeft Office Depot verweer gevoerd met conclusie dat [X] in haar vorderingen niet ontvankelijk moet worden verklaard althans dat haar vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
in reconventie:
De vordering van Office Depot strekt ertoe dat [X] wordt veroordeeld tot betaling aan Office Depot van de kosten harerzijds die door haar onrechtmatig handelen (nodeloos) zijn veroorzaakt, thans begroot op € 52.062,60, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [X] in de kosten van deze procedure.
Daartegen heeft [X] verweer gevoerd met conclusie dat Office Depot in haar vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard althans dat haar vordering moet worden afgewezen, met veroordeling van Office Depot in de kosten van de procedure.
De vaststaande feiten
in conventie en in reconventie
Tussen partijen staat als gesteld en erkend dan wel niet (voldoende) betwist, mede op grond van de overgelegde en in zoverre niet bestreden bescheiden, het volgende vast.
a. [X] is de weduwe van wijlen de heer [Y], geboren op [datum] en overleden op [datum], verder te noemen: “[Y]”. [X] is op [datum] met [Y] gehuwd.
b. [Y] is van 1 juni 1988 tot 1 november 1995 in dienst geweest bij INMAC B.V., verder te noemen: “Inmac”. [Y] is vervolgens in de periode van 1 november 1995 tot 1 augustus 2000 in dienst geweest bij Canon Benelux N.V., verder te noemen: “Canon”. Per 1 augustus 2000 is [Y] in dienst getreden van Office Depot - voorheen genaamd “Guilbert Nederland B.V.” althans “Kantic B.V.” - in de functie van “algemeen directeur”.
c. In het kader van zijn dienstverband bij Inmac heeft [Y] als verzekeringsnemer en als verzekerde met de naamloze vennootschap Aegon Levensverzekering n.v., verder te noemen: “Aegon”, per 1 januari 1995 een pensioenverzekering afgesloten onder polisnummer L26325355. Het betreft hier een verzekeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 2 lid 4 onder C van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) (een zogenaamde C-polis). Aegon heeft in dat kader een pensioenbrief opgesteld waarin onder meer is verwoord: “Het jaarlijkse weduwenpensioen bedraagt 70,00% van het ouderdomspensioen. Het weduwenpensioen zal bij ingang voor de pensioendatum jaarlijks met 3,00% samengesteld stijgen.”
d. [Y] heeft in verband met zijn indiensttreding bij Canon per 1 november 1995 in oktober 1995 aan zijn tussenpersoon om een offerte gevraagd voor de voortzetting van zijn C-polis. Aegon heeft daarop onder nummer “26325355/NWP” de uitgangspunten geschetst en een voorstel gedaan voor voortzetting door Canon. In dat voorstel is het weduwenpensioen bij ingang voor de pensioendatum gesteld op 70% van het ouderdomspensioen ofwel op fl. 59.574, waarbij is aangegeven dat dat pensioen na ingang jaarlijks achteraf zal stijgen met 3% samengesteld. Deze offerte besloot op een totale jaarpremie van fl. 54.678.
e. [Y] heeft op 16 november 1995 om een aangepaste offerte verzocht. In die nadere offerte van Aegon d.d. 21 november 1995, afgegeven onder nummer “26325355/NWP1”, is de opgegeven pensioengrondslag verlaagd van fl. 245.337 naar fl. 225.996, waarna voor het ouderdoms- en het weduwenpensioen lagere bedragen volgen en voor het arbeidsongeschiktheidspensioen een hoger bedrag volgt. In deze offerte is voorts, voor zover van belang, aangegeven dat het weduwenpensioen bij ingang voor de pensioendatum gelijk zal blijven. Ook in deze offerte is verwoord dat de waarde, opgebouwd tijdens het dienstverband bij Inmac, tezamen met de door deze nog verschuldigde koopsom affinanciering, wordt aangewend voor de aankoop van dienstjaren in de pensioenregeling van Canon en dat op basis van deze waardeoverdracht 6 extra dienstjaren kunnen worden ingekocht, waarna tot slot is vermeld dat de in de offerte vermelde pensioenen zijn gebaseerd op de totale diensttijd inclusief de extra dienstjaren. Deze offerte besloot op een jaarpremie van fl. 48.777,12.
f. Canon heeft in het kader van de indiensttreding van [Y] hem bij brief van 22 december 1995 meegedeeld akkoord te gaan met een voortzetting van [Y]’ huidige pensioenverzekering, dat Canon voor de betaling van de premie ad fl. 48.777,12 zal zorgdragen en zij de eigen bijdrage van [Y] ter grootte van 1/3 deel van de premie op diens salaris zal inhouden. Bij brief van 18 december 1996 heeft Canon vastgelegd dat [Y] diens pensioenverzekering voor onbepaalde tijd op dezelfde wijze zal voortzetten.
g. [Y] heeft op 22 januari 1996 een aanvraagformulier voor een levensverzekering ondertekend, waarin wordt verwezen naar polisnummer L26325355 (ofwel de C-polis). In dat formulier wordt als premiebetaler opgegeven Canon en als premie vermeld een bedrag van fl. 48.777,12. In de rubriek “Bijzonderheden” is vermeld: “Conform offerte onder nummer 26325355/NWP1”
h. In artikel 5 van de op 1 mei 2000 tussen [Y] en (thans genaamd) Office Depot opgemaakte arbeidsovereenkomst is verwoord: “De werknemer heeft recht op een jaarlijkse bijdrage van 12% van zijn vaste salaris. Deze bijdrage wordt gestort naar het pensioenfonds (AEGON).” De aanduiding van “12%” is handgeschreven geplaatst boven de uitgetypte en doorgehaalde tekst van “10%”.
i. Aangaande artikel 5 heeft de heer B. Rentmeesters schriftelijk verklaard: “Bij het afsluiten van de arbeidsovereenkomst (..) heeft (..) [Y] erop aangedrongen dat hij geen deel wenste uit te maken van de groepsregeling binnen [Office Depot] maar zelf zijn C-polis wou voortzetten (bij AEGON). [[Y]] heeft me ook gezegd dat hij belang hechtte aan de continuïteit van deze (C-polis) pensioenovereenkomst. Ik heb dit aanvaard. Enkel het bedrag van de bijdrage betaald door het bedrijf werd bediscussieerd en van 10% op 12% gebracht gedurende de negotiatie over het totale loonpakket. De overeenkomst tussen (..) [Y] en AEGON en de specifieke voorwaarden van deze overeenkomst wat betreft risicodekking werden, totaal los van [Office Depot], van mezelf of van een functionaris van [Office Depot], door de betrokken partijen genegocieerd en vastgelegd. Het enige dat [Office Depot] duidelijk heeft nagekeken is dat het Pensioenfonds van AEGON weldegelijk voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor pensioenfondsen.”
j. [Y] heeft op 6 februari 2002, zowel in zijn hoedanigheid van verzekeringsnemer als in zijn hoedanigheid van werkgeversvertegenwoordiger, via invulling van een formulier “opgave premiebetaling” aan Aegon kennis gegeven dat hij per 1 augustus 2000 bij Canon uit dienst is getreden, dat de premie fl. 48.777 per jaar bedraagt, dat de premiebetaling wordt voortgezet door de nieuwe werkgever en dat [Y] de verzekeringsnemer is.
k. [Y] heeft vervolgens op 6 februari 2002 via een formulier “pensioengegevens” aangekruist dat pensioenopbouw dient plaats te vinden via een vaste premie in het kader van een beschikbare premieregeling van 12% van het pensioengevend salaris, dat de datum van indiensttreding 1 augustus 2000 betreft, dat in 2002 het pensioengevend salaris € 145.000 bedraagt, dat een eindloonsysteem gehanteerd dient te worden tot 62 jaar en dat hij als werknemer een vaste eigen bijdrage betaalt in de vorm van “premie minus 12% door werkgever van jaarsalaris”. Ook dit formulier is door [Y] zowel als verzekeringsnemer als werkgeversvertegenwoordiger ondertekend.
l. Op 6 februari 2002 hebben zowel [Y] als [X] in het kader van een voortzetting van voormelde C-polis getekend voor een overdracht van de tot 1 augustus 2000 opgebouwde pensioenwaarde.
m. Aegon heeft bij pensioenbrief van 11 april 2002 aan [Y] onder meer meegedeeld dat met ingang van 1 augustus 2000 voor hem een pensioenregeling is getroffen die alleen wordt bepaald door de aan Aegon beschikbaar gestelde premies, daaronder begrepen de door [Y] verschuldigde eigen bijdragen en dat de jaarpremie voor deze regeling € 16.116,11 bedraagt. Voorts is in deze brief verwoord: “Grootte van het weduwenpensioen bij overlijden voor de pensioendatum Het levenslange weduwenpensioen is het pensioen dat voor het tot uitkering komende kapitaal tegen de dan geldende tarieven bij [Aegon] kan worden aangekocht.” Deze pensioenbrief is op 21 mei 2002 ondertekend door [Y] als verzekeringsnemer en door een medewerkster van de afdeling P&O namens werkgever.
n. Aegon heeft in verband met het overlijden van [Y] aan [X] aan kapitaal uit hoofde van voormelde C-polis uitgekeerd een bedrag van € 468.298.
o. Volgens berekening van het door [X]s gemachtigde ingeschakelde bedrijf Piacana Pensioenadvies te Waardenburg bedroeg het op basis van de pensioenbrief met ingangsdatum van 1 januari 1995 te verzekeren jaarlijks weduwenpensioen € 44.210. Volgens dit bedrijf is voor verzekering van dat berekende weduwenpensioen, rekening houdend met 3% gegarandeerde cumulatieve stijging per jaar, per de overlijdensdatum een koopsom nodig van € 1.482.030 zodat met de uitkering uit hoofde van de C-polis van € 468.298, een bedrag van € 1.013.732 te weinig verzekerd was.
De standpunten van partijen
in conventie
[X] heeft aan haar vordering op Office Depot ten grondslag gelegd - samengevat - dat bij de indiensttreding van [Y] bij Office Depot is beoogd dat de pensioentoezegging die diens voorgaande werkgevers Inmac en Canon aan hem hadden gedaan, door Office Depot werd voortgezet. Uit alle stukken, zowel opgemaakt ten tijde van [Y]’ indiensttreding bij Canon als diens indiensttreding bij Office Depot, blijkt overduidelijk dat [Y] in de gelegen-heid werd gesteld de voor hem bestaande pensioenverzekering, en daarmee de aan die verzekering ten grondslag liggende toezegging, voort te zetten. Op 21 mei 2002 zijn Office Depot en [Y] een nieuwe pensioentoezegging overeengekomen met als ingangsdatum 1 augustus 2000. Die pensioentoezegging houdt omtrent het weduwenpensioen een beduidend mindere toezegging in dan zoals die gold voor de wijziging. Het is evenwel conform artikel 8c PSW niet toegestaan om zonder toestemming van de echtgenote een verslechtering in de toezegging omtrent het weduwenpensioen door te voeren. Nu [X] daarvoor geen toestemming heeft gegeven, is voor haar de toezegging blijven gelden zoals die gold voor 21 mei 2002. Aangezien [X] na het overlijden van [Y] niet dat weduwenpensioen krijgt waar zij conform de voor haar geldende toezegging aanspraak op heeft, heeft Office Depot die toezegging kennelijk niet of onvoldoende verzekerd. Daarmee heeft Office Depot de op haar rustende verplichting uit artikel 2 lid 1 PSW geschonden. Office Depot dient [X] in een toestand te brengen waarin zij de juiste pensioenaanspraken kan ontvangen. Office Depot dient tevens de door [X] gemaakte kosten voor rechtsbijstand te vergoeden. Die kosten heeft zij moeten maken om de haar toekomende aanspraken buiten rechte te verkrijgen en om over een becijfering van het tekort aan weduwenpensioen te kunnen beschikken. Deze kosten bedragen € 21.657, aldus [X].
Office Depot heeft ten verwere aangevoerd - samengevat - dat zij met [Y] bij aanvang van het dienstverband is overeengekomen dat haar verplichtingen in het kader van [Y]’ pensioen-voorziening beperkt zouden blijven tot een jaarlijkse bijdrage van 12% van het vaste jaarsalaris, dat zij op geen enkele wijze de toezegging heeft overgenomen zoals in het verleden door Inmac aan [Y] heeft gedaan en dat overigens kan worden vastgesteld dat [Y]’ werkgever Canon die toezegging evenmin heeft overgenomen. Daarbij geldt dat zowel Canon als Office Depot, anders dan Inmac, aan [Y] een beschikbare premieregeling hebben toegezegd. Het is onjuist om de per 21 mei 2002 ondertekende pensioenbrief te beschouwen als een nadere toezegging. Die brief geeft enkel weer wat [Y] met Aegon is overeengekomen, zulks op basis van de toezegging van Office Depot. Voor zover wordt geoordeeld dat Office Depot aan [Y] heeft toegezegd dat de Inmac-toezegging wordt gecontinueerd, heeft te gelden dat zij daaromtrent heeft gedwaald doordat [Y] zijn mededelingsplicht heeft geschonden aangaande de uit die Inmac-toezegging voortvloeiende pensioenverplichtingen, tot welke verplichtingen Office Depot hoe dan ook niet bereid zou zijn geweest. Indien [Y] die plicht niet geschonden heeft, is er sprake geweest van wederzijdse dwaling, aldus Office Depot. Artikel 5 van de arbeidsovereenkomst behoort dan te worden vernietigd althans de gevolgen van dat artikel behoren te worden gewijzigd in de door Office Depot bepleite zin. Tot slot heeft Office Depot de buitengerechtelijke kosten bestreden, zowel naar verschuldigdheid als naar omvang en - voor zoveel nodig - bewijs aangeboden.
in reconventie
Office Depot heeft aan haar vordering op [X] ten grondslag gelegd - samengevat - dat zij onrechtmatig jegens Office Depot heeft gehandeld door een vordering voor te wenden die geen enkele grondslag heeft en daarin te volharden ondanks het nalaten van een behoorlijk onderzoek naar het zich bij Aegon bevindende pensioendossier van [Y], waaruit de pensioen-historie en de pensioenaanspraken blijken. Doordat Office Depot niet de beschikking had en ook niet kon hebben over dat dossier heeft zij adviseurskosten moeten maken, zulks ter vaststelling van haar ontbrekende aansprakelijkheid, ter bestudering van het pensioendossier en ter afwering van [X]s vordering. Deze kosten kunnen tot en met repliek in conventie worden begroot op een bedrag van € 52.062,60 inclusief BTW.
[X] heeft ten verwere aangevoerd - samengevat - dat het niet onrechtmatig is om de jure een oordeel te vragen indien een verschil van mening bestaat over de inhoud van een rechts-verhouding. Het is niet juist dat [X] onvoldoende of onzorgvuldig onderzoek naar de feiten heeft gedaan of voor Office Depot dan wel voor de kantonrechter informatie heeft achtergehouden. Het privé-dossier van [Y] bevatte de relevante documenten die in de procedure zijn overgelegd. Indien en voor zover Office Depot als werkgever zorgvuldig had gehandeld, had zij zelf over de relevante informatie omtrent haar toezegging en [Y]’ aanspraken beschikt. [X] heeft tot slot de omvang van de door Office Depot gestelde kosten bestreden.
De beoordeling
in conventie
1.
Kern van het geschil tussen partijen is welke pensioentoezegging Office Depot jegens [Y] heeft gedaan.
2.
Partijen zijn het er daarbij over eens dat artikel 5 van de tussen Office Depot en [Y] opgemaakte arbeidsovereenkomst de dienaangaande tussen hen gemaakte afspraak bevat.
3.
Nu partijen van mening verschillen hoe deze afspraak moet worden opgevat en deze afspraak is neergelegd in een individuele arbeidsovereenkomst, moet dit artikel naar de zogenaamde “Haviltex”-maatstaf worden uitgelegd. Het gegeven dat [X] op basis van de door [Y] in het verleden afgesloten en mede door voormelde pensioentoezegging in stand gehouden pensioenverzekeringsovereenkomst een eigen aanspraak op weduwenpensioen geldend kan maken, maakt dat niet anders.
4.
Overeenkomstig voormelde maatstaf komt het aldus aan op de zin die Office Depot en [Y] in de gegeven omstandig¬heden over en weer redelij¬kerwijs aan voormeld artikel 5 van de arbeidsover¬eenkomst mochten toekennen en op het¬geen zij te dien aanzien redelij¬kerwijs van elkaar mochten verwachten, mede gelet op elkan¬ders ge¬dragingen en verkla¬ringen. Daarbij kan mede van be¬lang zijn tot welke maat¬schappelijke en/of professionele kringen Office Depot en [Y] behoren en welke kennis of wetenschap van hen mocht worden verwacht.
5.
De kantonrechter stelt voorop dat een pensioentoezegging op zichzelf vormvrij is. Dienaangaande is relevant artikel 1 van het Besluit pensioentoezegging (Besluit van 23 december 1996, Stb. 1997, 36, houdende regelen voor de toepassing van de Pensioen- en Spaarfondsenwet), welk artikel is gebaseerd op artikel 2 lid 1 jo 8 PSW.
Dat artikel 1 luidt: Er is een toezegging omtrent pensioen indien een arbeidsverhouding bestaat of heeft bestaan tussen een werkgever en een aan zijn onderneming verbonden persoon en voor zover in deze arbeidsverhouding wordt voorzien in pensioen over de periode waarin de arbeidsverhouding bestaat of over perioden na het einde van de arbeidsverhouding.
Uit die wettelijke omschrijving volgt dat een pensioentoezegging in beginsel betrekking heeft op de periode waarin de arbeidsverhouding bestaat of perioden daarna, zoals een periode waarin een premievrije voortzetting van de pensioenopbouw plaatsvindt. Daaruit volgt voorts dat een werkgever niet op grond van enige bepaling van of krachtens PSW bij zijn toezegging (al) gebonden is aan de aard en de hoogte van het toe te zeggen pensioen of de hoogte van de pensioenpremie.
Tot slot moet voorop worden gesteld dat een pensioenbrief van een pensioenverzekeraar in beginsel niet de inhoud van de door de werkgever gedane pensioentoezegging bevat maar de verplichting van die verzekeraar omschrijft uit hoofde van de gesloten pensioenverzekering. Daarmee is overigens niet uitgesloten dat de pensioenbrief op correcte wijze de gedane toezegging verwoordt.
6.
Voormeld artikel 5 van de arbeidsovereenkomst met de aanhef “Pensioen” bepaalt dat Office Depot zich verbond om aan [Y]’ pensioenopbouw bij te dragen met een jaarlijks aandeel van 12% van [Y]’ vaste jaarsalaris en dat Office Depot die bijdrage zal overmaken naar het pensioenfonds Aegon. Uit die bewoordingen volgt - en partijen strijden daar ook niet over - dat Office Depot [Y] daarmee in de gelegenheid stelde om pensioen op te bouwen bij een ander pensioenfonds dan waarbij Office Depot was aangesloten, te weten Stichting Federa-tief Pensioenfonds, zoals genoemd in het slot van de arbeidsovereenkomst van partijen.
Het gaat naar de bewoordingen van dit artikel aldus om een jaarlijkse bijdrage door Office Depot aan de toentertijd kennelijk al bestaande, door [Y] geïnitieerde pensioenvoorziening.
In die bewoordingen is aldus geen aanwijzing te vinden voor een aanknoping bij de door Inmac in 1995 gedane pensioentoezegging en/of een aansluiting bij de uit de in de vaststaande feiten sub c. bedoelde pensioenbrief voortvloeiende pensioenverplichtingen.
7.
Wat betreft de totstandkoming van voormeld artikel 5 geldt dat daarover alleen een verklaring is overgelegd van de heer B. Rentmeesters die ten tijde van [Y]’ indiensttreding bij Office Depot diens leidinggevende was en met wie [Y] kennelijk de onderhandelingen heeft gevoerd omtrent de arbeidsvoorwaarden. Uit die verklaring blijkt alleen dat [Y] duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij de door hem bij Aegon voordien afgesloten pensioenverzekeringsovereenkomst (aldus de C-polis) wilde voortzetten, dat Office Depot daar bij monde van Rentmeesters wel aan wilde meewerken, dat Office Depot bereid bleek om aan die voortzetting bij te dragen met een jaarlijks bedrag ter grootte van 12% van [Y]’ vaste inkomen en dat niemand binnen Office Depot betrokken is geweest bij de voorwaarden waaronder [Y] die verzekeringsovereenkomst bij Aegon wenste te continueren.
Uit die verklaring is aldus evenmin een aanwijzing te vinden voor de juistheid van [X]s stelling dat Office Depot en [Y] in het kader van de indiensttreding van laatstgenoemde beoogden de door Office Depot gedane pensioentoezegging gelijk te laten zijn aan de in 1995 door Inmac gedane pensioentoezegging en/of Office Depot akkoord ging met een overname van de uit de pensioenbrief van 1995 voortvloeiende verplichtingen.
8.
Wat betreft de inhoud van de voor [Y]’ indiensttreding bij Office Depot van kracht zijnde pensioenaanspraken geldt dat vast staat dat [Y] - op basis van de door [Y]’ voorgaande werkgever Canon gedane pensioentoezegging - op 22 januari 1996 aan Aegon heeft verzocht de toentertijd al lopende pensioenverzekeringsovereenkomst, aldus de C-polis, aan te passen conform de door Aegon op 21 november 1995 uitgebrachte voortzettingsofferte. Die offerte voorzag onder meer in een latere pensioendatum dan de pensioenbrief van 1995 (1 april 2014 tegenover 1 maart 2013) en in een gelijkblijvend tegenover een stijgend weduwenpensioen (bij ingang voor de pensioendatum).
Die voortzettingsofferte van 21 november 1995 is, blijkens een gespreksnotitie van [Y]’ tussenpersoon, kennelijk gebaseerd op de bij Canon op dat moment bestaande reserves ten aanzien van Aegons offerte van oktober 1995 en de blijkbaar door Canon berekende maximaal acceptabele premie van fl. 50.662. Die nadere offerte gaat vervolgens uit van aangepaste uitgangspunten, zoals een beschikbare premieregeling, en aldus van aangepaste te bereiken pensioenresultaten. Blijkens de brief van 22 december 1995 is Canon akkoord gegaan met de uit het die nadere offerte voortvloeiende, lagere premiebedrag van fl. 48.777, zodat bezwaarlijk anders kan worden geconcludeerd dan dat Canon, (mede) gelet op de financiële consequenties daarvan, niet bereid was tot een inhoudelijke toezegging gelijk aan die gedaan door [Y] toenmalige (aftredende) werkgever Inmac.
Uit de offerte van 21 november 1995 blijkt voorts dat één van de uitgangspunten was voor de aangeboden pensioenbedragen en de daarvoor benodigde premie de aanwending van de waarde van het pensioenrecht opgebouwd tijdens het dienstverband bij Inmac, tezamen met de nog door Inmac te betalen affinanciering, voor de aankoop van zes extra dienstjaren in de pensioenregeling, geldend tijdens het dienstverband bij Canon. Daaruit volgt dat bij acceptatie van die offerte de daaruit voortvloeiende aanspraken in plaats zouden treden van de eerder in 1995 door Aegon bij de Inmac-pensioenbrief verwoorde pensioentoezegging.
Daarmee is niet aannemelijk geworden dat zowel de pensioentoezegging door Canon als de feitelijke uitvoering daarvan via de toentertijd al bestaande C-polis, zoals door [Y] bij Aegon afgesloten, dezelfde inhoud hadden als de Inmac-toezegging en de daaruit voortvloeiende aanspraken, zoals blijkende uit de pensioenbrief van 1995. Gelet op [Y]’ positie is evenmin aannemelijk dat hij zich van het een en ander niet bewust is geweest.
9.
Anders dan [X] betoogt, moet er voorts vanuit worden gegaan dat de op 21 mei 2002 ondertekende pensioenbrief de uitwerking vormt van hetgeen Office Depot bij [Y]’ indiensttreding aan [Y] heeft toegezegd en waarop [Y] kennelijk zijn pensioenverzekering heeft doen laten aanpassen.
Uit de stukken blijkt weliswaar dat [Y] bij faxbericht van 27 juli 2000 aan zijn verzekerings-tussenpersoon heeft bericht dat hij per 1 augustus 2000 bij Office Depot in dienst zal treden en dat hij daarbij een verzoek doet om in de administratie van de tussenpersoon (“jullie administratie”) de tenaamstelling van de pensioenpolis te wijzigen doch niet blijkt dat daaraan door Aegon eerder dan begin 2002 gevolg is gegeven. [Y] heeft immers pas op 6 februari 2002 op een formulier “opgave premiebetaling” aangegeven dat hij per 1 augustus 2000 bij Canon uit dienst is getreden en dat de premiebetaling door zijn nieuwe werkgever zal worden voortgezet. In die kennisgeving wordt daarbij als premiebedrag fl. 48.777 genoemd, waarmee [Y] aldus te kennen gaf dat hij geen wijziging in de premieomvang wenste aan te brengen. Op het eveneens per 6 februari 2002 door [Y] ondertekende formulier “pensioengegevens” is verwoord dat zijn bijdrage bestaat uit het verschil tussen de premie (aldus voormeld bedrag van fl. 48.777 ofwel € 22.134) minus 12% van zijn jaarsalaris, door Office Depot bij te dragen, zoals ook verwoord in artikel 5 van de arbeidsovereenkomst.
Dat het gaat om hetzelfde premiebedrag als betaald tijdens het dienstverband bij Canon wordt bevestigd door het door [Y] per 2 februari 2003 ingevulde formulier “opgave pensioenoptie” waarin hij schrijft: “De totale premie in 2002 bedroeg € 22.134 incl. € 6.018 arbeidsong.verz. Voor 2003 heb ik aangenomen dat arbeidson.verz. gelijk kan blijven op € 6.018. De totale premie wordt dan: 6.018 + 17.556 = 23.574.” In dit formulier is voorts verwoord dat de gegeven pensioenpremie per 1 januari 2002 € 16.116 bedroeg en dat dat bedrag - volgens [Y] - moet stijgen tot € 17.556. Het per 1 januari 2002 opgegeven bedrag aan pensioenpremie stemt overeen met het in de per 21 mei 2002 ondertekende pensioenbrief vermelde bedrag aan premie ad € 16.116,11 waarover in de tekst onder het kopje Arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vermeld dat het bedrag aan beschikbare premie ad € 16.116,11 exclusief de premie is voor de aanspraak op zo’n arbeidsongeschiktheidspensioen.
Hetgeen de per 21 mei 2002 ondertekende pensioenbrief aan pensioenaanspraken bevat, sluit ook aan bij de in de aangepaste offerte d.d. 21 november 1995 neergelegde uitgangspunten. Beiden documenten gaan immers uit van bijvoorbeeld een pensioendatum van 1 april 2014, een levenslang gelijkblijvend weduwenpensioen, een gelijk premiebedrag van fl. 35.515,24 ofwel € 16.116,11 en een aanwending van de tot de nieuwe indiensttreding opgebouwde waarde voor een voortzetting van de C-polis. Ook bij de voortgezette premiebetaling door Office Depot is sprake geweest van een waardeoverdracht als bedoeld in de derde alinea van r.o. 8., getuige het vaststaande feit dat [Y] en ook [X] op 6 februari 2002 hebben getekend voor een dergelijke overdracht.
Uit het voorgaande volgt dat de verandering van werkgever per 1 augustus 2000 [Y] er niet toe heeft gebracht om een verandering aan te brengen in de pensioenverzekeringsovereenkomst zoals afgesloten bij Aegon. De wijziging is aldus beperkt gebleven tot de premiebetaler (Office Depot in plaats van Canon) waarbij [Y] van Office Depot een iets hogere bijdrage in de te betalen pensioenpremie ontving dan eerder van Canon.
Een en ander vormt veeleer een indicatie dat [Y] bij zijn indiensttreding bij Office Depot heeft beoogd dat Office Depot hem in staat zou stellen om voort te zetten de voordien door Aegon op basis van de door Canon gedane pensioentoezegging aangeboden pensioenaan-spraken, met welk aanbod [Y] - zo staat vast - op 22 januari 1996 akkoord is gegaan. Dit oogmerk van [Y] sluit ook aan bij waartoe Office Depot zich blijkens artikel 5 van de arbeidsovereenkomst heeft verplicht en stemt overeen met de verklaring van Rentmeesters.
Aan de hier weergegeven feiten kan [X] aldus evenmin steun ontlenen voor de juistheid van haar stelling over een overname althans voortzetting van de Inmac-toezegging.
10.
Met hetgeen hiervoor is overwogen, valt naar het oordeel van de kantonrechter niet vol te houden dat de pensioenbrief van 11 april 2002 niet de per 1 augustus 2000 ingaande toezegging van Office Depot belichaamt doch een wijziging betreft per 21 mei 2002 met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2000, zoals [X] voorts heeft betoogd.
Tegen dat betoog pleit ook dat gesteld noch gebleken is dat [Y] na zijn indiensttreding bij Office Depot nog nader heeft onderhandeld met Office Depot omtrent de in artikel 5 van de arbeidsovereenkomst neergelegde arbeidsvoorwaarde en waarom dat dan volgens [X] heeft geresulteerd in een versobering van de bestaande pensioenaanspraken. Dit klemt te meer nu zij expliciet heeft aangevoerd dat voor [Y] een goede pensioenvoorziening, inclusief die voor haar als zijn partner, van groot belang was, en uit artikel 5 van de arbeidsovereenkomst en de verklaring van Rentmeester volgt, dat Office Depot bij [Y]’ indiensttreding bereid was om [Y] in staat te stellen de voor hem bestaande pensioenvoorziening, zoals ondergebracht bij Aegon voort te zetten.
Evenmin zijn gesteld of gebleken feiten en/of omstandigheden waaruit kan volgen dat en waarom [Y] anderszins gevoelig zou zijn gebleken voor een consequentie dat hetgeen Aegon op basis van de feitelijk ontvangen premiebedragen aan pensioenaanspraken aan hem kon uitkeren, tekort zou schieten ten opzichte van hetgeen Office Depot - naar [X]s stelling - op basis van de Inmac-toezegging aan [Y] zou hebben toegezegd. Het zou, gezien [Y] vaststaande oogmerk om de bestaande pensioenvoorziening te handhaven, in dat geval voor de hand hebben gelegen dat [Y] de door Aegon berekende aanspraken in overeen-stemming zou hebben laten brengen met hetgeen Office Depot - volgens [X] - meer zou hebben toegezegd, zulks in plaats van andersom, zoals volgens [X] is geschied.
Een en ander wringt te meer met de tevens bij dagvaarding opgeworpen stelling dat Office Depot met de pensioenbrief van 11 april 2002 haar gebondenheid aan een bijdrage in de pensioenpremie tot 12% van het jaarsalaris zou hebben verruimd tot de gehele jaarpremie, welke stelling zich overigens niet verdraagt met de inhoud van het door [Y] op 3 februari 2003 ingevulde formulier “opgave pensioenoptie”, zoals hierboven bedoeld in de derde alinea van r.o. 9. In dat formulier heeft [Y] immers tevens vermeld: “Deze premie s.v.p. factureren aan werkgever (..) i.v.m. de inhoudingen in 2003”. Niet valt in te zien dat daarmee niet ook de bijdrage van [Y] aan het premiebedrag is bedoeld, te minder nu op dat formulier rechts onderaan een berekening is gemaakt waarbij “12%” is vermeld. Er is ook niet gesteld dat [Y] na mei 2002 niet meer zelf heeft bijgedragen aan de premie voor zijn C-polis.
11.
Het voorgaande kan als volgt worden samengevat.
[X] heeft aan artikel 5 van de arbeidsovereenkomst de uitleg gegeven dat daaruit blijkt dat Office Depot de door [Y]’ voormalige werkgevers Inmac en Canon gedane pensioentoezegging heeft voortgezet.
Die uitleg kan, zoals hierboven overwogen, al niet standhouden op grond van de omstandigheid dat de door Canon gedane toezegging een andere toezegging betreft dan die gedaan door Inmac. De redactie van het artikel 5 dekt de door [X] gestelde feitelijke situatie evenmin. Verder blijkt uit niets dat [Y] en Office Depot de inhoud van de door Aegon (tot 1 augustus 2000) berekende pensioenaanspraken en de daarbij behorende voorwaarden, anders dan de te betalen jaarpremie, en/of de inhoud van de door Inmac gedane toezegging op welke wijze dan ook hebben besproken, laat staan dat zij daarbij een andere pensioentoezegging, gedaan door een voormalige werkgever, tot uitgangspunt hebben genomen. Met de uitleg van [X] is tot slot niet te verklaren haar in dat verband tevens opgeworpen stelling dat [Y] naderhand in 2002 tot een versobering van de pensioenaanspraken is gekomen. Die laatste stelling moet tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor in r.o. 9. en 10. is overwogen, voor onjuist worden gehouden.
Nu tussen [Y] en Office Depot is overeengekomen dat Office Depot in de door [Y] al getroffen pensioenvoorziening zou bijdragen met een jaarlijkse bijdrage van 12% van [Y]’ vaste salaris, daaraan tussen hen uitvoering is gegeven en [Y] vervolgens die bijdrage heeft ingebracht in die pensioenvoorziening althans op basis daarvan die voorziening heeft voortgezet, kan niet aan artikel 5 van de arbeidsovereenkomst de uitleg en het gevolg worden toege¬kend, zoals [X] dat voorstaat.
De slotsom is dat Office Depot niet meer aan pensioen heeft toegezegd aan [Y] dan een jaarlijkse bijdrage in de door deze getroffen pensioenvoorziening, zoals in de vorm van een C-polis bij Aegon ondergebracht.
12.
Een en ander betekent voorts dat vergeefs door [X] is genomen de op artikel 8c PSW gebaseerde stelling dat wegens het ontbreken van haar toestemming een vermindering van pensioenaanspraken haar niet kan treffen. De per 21 mei 2002 ondertekende pensioenbrief behelst immers geen vermindering van bestaande pensioenaanspraken doch belichaamt de per 1 augustus 2000 door Office Depot gedane toezegging, zoals later nader door [Y] en Aegon geconcretiseerd. Voormelde bepaling strekt zich niet uit tot de acceptatie door [Y] van die door Office Depot per 1 augustus 2000 gedane toezegging, ook voor zover die toezegging betrekking heeft op een weduwenpensioen.
13.
Nu gesteld noch gebleken is dat de in de pensioenbrief van 11 april 2002 omschreven pen-sioenverplichtingen en het op basis daarvan door Aegon na het overlijden van [Y] uitge-keerde kapitaal bestemd ter aanwending van een weduwenpensioen niet overeenstemmen met de door Office Depot gedane toezegging ter zake, kan niet worden geconcludeerd dat Office Depot de op haar rustende zorgplicht als bedoeld in artikel 2 lid 1 PSW heeft geschonden.
14.
Er is aldus geen grond voor het aan het adres van Office Depot gemaakte verwijt dat zij haar pensioentoezegging aan [Y], althans die aangaande een weduwenpensioen, onvoldoende heeft verzekerd, zodat de daarop gebaseerde vorderingen moeten worden afgewezen.
15.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen, onder toepassing van het door de kantonrechters gebruikte liquidatietarief. Opmerking verdient daarbij dat voor de toepassing daarvan wordt uitgegaan van de aan de door [X] ingestelde vordering onderliggende waarde van meer dan € 1 miljoen en dat de door Office Depot geproduceerde processtukken alsmede het pleidooi op telkens 2 punten zullen worden gewaardeerd.
16.
Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan, als in het voorgaande reeds behandeld dan wel niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
in reconventie
17.
Kern van het geschil is of [X] onrechtmatig jegens Office Depot heeft gehandeld door Office Depot aansprakelijk te stellen voor een tekortschietende dekking van een pensioen-toezegging en daarover te procederen, zoals Office Depot stelt en [X] bestrijdt.
18.
De kantonrechter stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 18 februari 2005, NJ 2005, 216 en eerder HR 27 juni 1997, NJ 1997, 651) procederen, ook als dat niet tot een gunstig resultaat leidt, op zichzelf niet als onrechtmatig jegens de in rechte betrokken wederpartij kan worden aangemerkt. Er bestaat slechts in zeer bijzondere gevallen grond de partij die in een procedure in het ongelijk is gesteld, op grond van onrechtmatige daad te veroordelen tot vergoeding van de gehele schade die de wederpartij als gevolg van het voeren van die procedure heeft geleden (zie HR 17 december 2004, NJ 2005, 361). Uitgangspunt is immers dat partijen een geschil in vrijheid moeten kunnen voorleggen aan een rechter, zonder dat zij daarbij moeten rekenen op een vordering uit onrechtmatige daad.
19.
Er moet aldus met terughoudendheid worden beoordeeld of er in dit geval sprake is van misbruik van procesrecht. Dit is onder meer het geval indien geprocedeerd wordt voor een ander doel dan waarvoor zo’n bevoegdheid is gegeven, met name wanneer het doel is om zonder enig in redelijkheid te respecteren belang onrechtmatig aan de wederpartij nadeel toe te brengen. Dit betekent dat dus meer moet worden gesteld dan dat een bij voorbaat kansloze vordering is ingesteld, zoals Office Depot in de kern betoogt.
20.
Bij het aanspannen van de procedure kon in redelijkheid niet al worden voorzien dat, wat betreft [X]s aanspraak, in rechte niet zou worden uitgegaan van de pensioenbrief van januari 1995 en daaraan ten grondslag liggende Inmac-pensioentoezegging. Gelet op hetgeen in conventie door [X] is gesteld en daaromtrent is overwogen, blijkt uit niets dat [X] voor haar aansprakelijkstelling van Office Depot en het ter zake aanspannen van een procedure wist of redelijkerwijs had moeten weten dat zij ongelijk had, althans dat zij daaromtrent vooraf onvoldoende feitelijk onderzoek heeft gepleegd, zoals Office Depot stelt.
21.
Uit de stukken en hetgeen overigens is aangevoerd, kan evenmin blijken dat [X] geen ander doel had dan het toebrengen van nadeel aan Office Depot. [X] streefde immers na honorering van haar aanspraak op weduwenpensioen conform de uit de pensioenbrief van 1995 blijkende verplichtingen. Dat zij Office Depot enkel wilde schaden, volgt daaruit niet.
22.
Hetgeen Office Depot voor het overige voor haar standpunt omtrent [X]s handelwijze heeft aangevoerd, is, ook indien zulks vast zou komen te staan, onvoldoende om aan te nemen dat er in dit geval sprake is van een zeer bijzonder geval als hiervoor bedoeld.
23.
Aan het voorgaande kan nog worden toegevoegd de door Office Depot bij conclusie van repliek in reconventie gespecificeerde kosten voor aldaar beschreven werkzaamheden moeten worden aangemerkt als kosten ter voorbereiding van de gedingstukken en ter adstructie van de zaak. Voor zover het gaat om kosten van de door Office Depot ingeschakelde pensioenadviseurs Consultas en Aon geldt dat de door hen verschafte informatie een bepalende positie lijkt te hebben gespeeld bij het door Office Depot innemen van haar positie in de procedure in conventie. Deze kosten, gelijk de kosten van haar procesgemachtigde, moeten dan worden geacht vergoed te zijn met de in conventie conform bovenvermeld liquidatietarief ten gunste van Office Depot uitgesproken proceskostenveroordeling, zodat ook op deze grond de door Office Depot gestelde kosten evenmin voor vergoeding in aanmerking komen.
24.
De slotsom is dat er geen voldoende grond is gebleken voor de door Office Depot geformuleerde vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
25.
Office Depot zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden verwezen, eveneens onder toepassing van het door de kantonrechters gebruikte liquidatietarief. Hierbij wordt uitgegaan van de aan de door Office Depot geformuleerde vordering onderliggende waarde van meer dan € 50.000. De door [X] ter zake geproduceerde processtukken zullen op telkens 1 punt worden gewaardeerd. Voor het pleidooi zal in deze procedure geen punt worden toegekend.
26.
Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan, als in het voorgaande reeds behandeld dan wel niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie
- wijst de vordering van [X] af;
- veroordeelt [X] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Office Depot begroot op € 7.200,00 voor salaris gemachtigde;
in reconventie
- wijst de vordering van Office Depot af;
- veroordeelt Office Depot in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op € 1.200,00 voor salaris gemachtigde;
Aldus gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 14 november 2006 in tegenwoordigheid de griffier.