NJ 2013/295
Dat er een veroordelend vonnis in de strafzaak is waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd, hoeft niet uit bewijsmiddelen in ontnemingszaak te blijken.
HR 14-05-2013, ECLI:NL:HR:2013:BU4206
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 mei 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, W.F. Groos, J. Wortel
- Zaaknummer
09/04587 P
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Noot
Red. Aant.
- LJN
BU4206
- JCDI
JCDI:ADS96916:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BU4206, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑05‑2013
ECLI:NL:PHR:2011:BU4206, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑11‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑01‑2011
- Wetingang
Essentie
De ontnemingsrechter moet ingevolge art. 36e, tweede lid, Sr vaststellen dat de betrokkene als gevolg van een strafbaar feit waarvoor hij veroordeeld is of als gevolg van een ander strafbaar feit voordeel heeft verkregen. Anders dan voor de schatting van het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geldt voor die vaststelling niet dat ingevolge art. 511e, eerste lid, Sv (in eerste aanleg) en art. 511g, tweede lid, Sv (in hoger beroep) art. 359, derde lid, Sv van overeenkomstige toepassing is. De uitspraak in een ontnemingszaak moet alleen de bewijsmiddelen vermelden waaraan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.