NJ 2014/161
Poging moord. Voorbedachte raad ontoereikend gemotiveerd.
HR 07-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:16, m.nt. B.F. Keulen
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 januari 2014
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink
- Zaaknummer
13/01570
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
B.F. Keulen
- JCDI
JCDI:ADS127810:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:16, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑01‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:2365, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑12‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑06‑2013
- Wetingang
Essentie
Voor een bewezenverklaring van ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.