NJF 2004, 600
Executiegeschil. In deze bijzondere zaak is sprake geweest van een arrest van het hof dat op — achteraf gezien — onjuiste feiten is gewezen. Hierbij heeft de (proces)houding van executant een rol gespeeld. In casu is daarom sprake van misbruik van (executie)bevoegdheid van het in kracht van gewijsde gegane arrest. Volgt ondermeer veroordeling tot staking van executie en opheffing beslagen, onder verbeurte van dwangsommen.
Rb. 's-Hertogenbosch (vzr.) 26-10-2004, ECLI:NL:RBSHE:2004:AR6245
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch (Voorzieningenrechter)
- Datum
26 oktober 2004
- Magistraten
mr. J.H.W. Rullmann
- Zaaknummer
113271/KGZA04-455
- LJN
AR6245
- Vakgebied(en)
Goederenrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBSHE:2004:AR6245, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 26‑10‑2004
- Wetingang
BW art. 3:13; Rv art. 236; Rv art. 382
Essentie
Executiegeschil. In deze bijzondere zaak is sprake geweest van een arrest van het hof dat op — achteraf gezien — onjuiste feiten is gewezen. Hierbij heeft de (proces)houding van executant een rol gespeeld. In casu is daarom sprake van misbruik van (executie)bevoegdheid van het in kracht van gewijsde gegane arrest. Volgt ondermeer veroordeling tot staking van executie en opheffing beslagen, onder verbeurte van dwangsommen.
Partij(en)
M.H. Schmidt, te Heeze, gemeente Heeze-Leende, eiser, proc. mr. R.B.J.M. van der Linden,
tegen
F.T. Thunnissen, te Eindhoven, gedaagde, proc. mr. J.J.S. Bezemer.
Uitspraak
(Post alia:)