RI 2013/108
Faillissement pandgever. Kan debiteur van verpande vordering zijn tegenvordering verrekenen met overeenkomstige toepassing van art. 53 lid 3 Fw, zonder dat lasthebber van pandhouder beroep toekomt op art. 6:136 BW? (Provinsje Fryslân/X)
HR 13-09-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ7391
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 september 2013
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.A. Loth, C.E. Drion, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
12/03035
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- JCDI
JCDI:ADS915508:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Overgang en tenietgaan verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ7391, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑09‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ7391, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 16‑05‑2012
- Wetingang
Art. 6:136, 6:145 BW; art. 53 lid 3 Fw
Essentie
Faillissement pandgever. Verrekening als verweer.
Kan debiteur van verpande vordering zijn tegenvordering verrekenen met overeenkomstige toepassing van art. 53 lid 3 Fw, zonder dat lasthebber van pandhouder beroep toekomt op art. 6:136 BW?
Samenvatting
Westerbaan onderhoudt een kredietrelatie met ING en heeft in dat verband al haar vorderingen op derden verpand aan ING. Eén van deze vorderingen betreft een vordering op de Provincie. Op 29 november 2002 wordt Westerbaan failliet verklaard. ING geeft de (voormalig) directeur van Westerbaan dan een privatieve last om de aan ING verpande vordering op de Provincie op eigen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.