NJB 2021/2081:Regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling: de Hoge Raad gaat in op wijzigingen omtrent die regeling, inclusief de op 17 juli 2020 in werking getreden Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, waarbij – met de invoering van art. 6:2:13a Sv en enkele wijzigingen in de art. 6:6:20- 6:6:22 Sv – aanpassingen zijn doorgevoerd in de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling zoals die tot 1 juli 2021 gold, welke sinds de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van de Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen van 22 februari 2017 (Stb. 2017/82) werd gevormd door de artikelen 6:2:10-6:2:14, 6:6:8-6:6:9 en 6:6:20-6:6:22 Sv. Overgangsrecht: bij veroordelingen tot vrijheidsstraf die door de rechtbank of het gerechtshof zijn uitgesproken voor 1 juli 2021, wordt de voorwaardelijke invrijheidstelling toegepast met inachtneming van de daarop betrekking hebbende artikelen zoals die voor 1 juli 2021 luidden (art. IV lid 3 Wet straffen en beschermen). De Hoge Raad verduidelijkt voorts hoe hij zal omgaan met gevallen waarin de in cassatie bestreden uitspraak voor 1 juli 2021 is gewezen en de Hoge Raad vervolgens de sanctieoplegging wijzigt zonder dat daarbij de veroordeling tot vrijheidsstraf wordt vernietigd.