Hof Arnhem, 30-10-2012, nr. 11-00669
ECLI:NL:GHARN:2012:BY3252
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
30-10-2012
- Zaaknummer
11-00669
- LJN
BY3252
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BY3252, Uitspraak, Hof Arnhem, 30‑10‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NTFR 2013/44 met annotatie van mr. J. Rolleman
Uitspraak 30‑10‑2012
Inhoudsindicatie
BPM. Uit Duitsland ingevoerde kampeerauto is ‘nieuw’.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 11/00669
uitspraakdatum: 30 oktober 2012
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 20 september 2011, nummer AWB 10/4136,
in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur).
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1
Belanghebbende heeft op 1 juli 2010 op aangifte € 5.601 aan belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan. Op 29 juni 2010 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de BPM opgelegd van € 5.273.
1.2
Belanghebbende heeft tegen het bedrag dat op aangifte is voldaan en tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar, heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft bij uitspraak van 20 september 2011 het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft bij faxbericht van 4 oktober 2011 tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2012 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde en namens de Inspecteur [ ].
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Feiten
2.1
Belanghebbende drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak.
2.2
Belanghebbende heeft in Duitsland een kampeerwagen gekocht van het merk A (hierna: de kampeerwagen) voor een bedrag van € 35.300. De kampeerwagen is gebouwd op het chassis van B. De datum van eerste toelating van de kampeerwagen is 22 januari 2010.
- 2.4.
De auto is op 22 januari 2010 geregistreerd in Duitsland. Daarna heeft belanghebbende de auto overgebracht naar Nederland.
- 2.5.
De auto is op 23 juni 2010 in opdracht van belanghebbende getaxeerd door C onder verantwoording van D, beëdigd taxateur. Het taxatierapport vermeldt een netto catalogusprijs (inclusief accessoires) van € 27.470 en taxeert de ‘inkoopwaarde handel’ op € 12.516. De kilometerstand van de auto ten tijde van de taxatie bedroeg 398 kilometer.
- 2.6.
In de met dagtekening 23 juni 2010 ingediende aangifte BPM heeft belanghebbende de voor de kampeerwagen verschuldigde BPM berekend op een bedrag van € 5.601. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
37,7
% van de catalogusprijs van € 27.470 € 10.356
toeslag dieselmotor € 273
bruto BPM € 10.629
afschrijvingspercentage 47,3% € 5.028
netto BPM € 5.601
- 2.7.
Zich op het standpunt stellend dat sprake is van een nieuw voertuig en uitgaande van een netto catalogusprijs van € 28.120, heeft de Inspecteur het verschuldigde bedrag aan BPM berekend op € 10.874.
- 2.8.
Met dagtekening 29 juni 2010 heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 5.273 (€ 10.874 -/- € 5.601). Tegen die naheffingsaanslag en tegen het bedrag dat door hem op aangifte is voldaan, heeft belanghebbende achtereenvolgens bezwaar, beroep en hoger beroep aangetekend.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1
Tussen partijen is in geschil de hoogte van het bedrag aan BPM dat belanghebbende ter zake van de registratie van de kampeerwagen in Nederland is verschuldigd.
3.2
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat sprake is van een gebruikte kampeerwagen met een netto catalogusprijs van € 27.470. Belanghebbende bepleit een afschrijving van 54,44 percent hetgeen resulteert in een verschuldigd bedrag aan BPM van € 4.842. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraken op bezwaar en de naheffingsaanslag en tot een teruggave van € 759.
3.3
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de kampeerauto als nieuw dient te worden aangemerkt. Hij verdedigt een netto catalogusprijs van € 28.120 en een bedrag aan verschuldigde BPM van € 10.824. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1
Ingevolge artikel 9, lid 12, van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) wordt een kampeerauto aangemerkt als een bijzondere personenauto. De verschuldigde belasting voor dergelijke voertuigen met dieselmotor bedraagt 37,7 percent van de netto catalogusprijs, vermeerderd met € 273. In beginsel dient de BPM derhalve te worden berekend over de integrale catalogusprijs van de kampeerauto. In paragraaf 5.4 van het besluit van 4 juni 2010, nr. DBG/2010/1670M, Staatscourant 2010, 9057 (hierna: Kaderbesluit BPM 2010) is echter goedgekeurd dat de BPM wordt berekend over de netto catalogusprijs van een zoveel mogelijk met de verkregen kampeerauto vergelijkbare gesloten bestelauto. Dit geldt ook als een kampeerauto is afgeleid van een ander soort auto (bijvoorbeeld een chassis-cabine). Verder is goedgekeurd dat de BPM voor kampeerauto’s niet wordt berekend over dat deel van de catalogusprijs dat is toe te rekenen aan de recreatieve functie.
4.2
Voor de berekening van de verschuldigde BPM maakt de Wet BPM een onderscheid tussen nieuwe en gebruikte auto’s. In dit verband moet onder een nieuwe auto worden verstaan een auto die na de vervaardiging ervan niet of nauwelijks in gebruik is geweest (vgl. HR 29 mei 2009, nr. 08/00824, LJN BI5100, BNB 2009/186, en HR 14 september 2012, nr. 12/00848, LJN BX7199).
4.3
Naar het oordeel van het Hof heeft de kampeerwagen ten tijde van de registratie in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens – ingevolge artikel 1, lid 2, van de Wet BPM is ter zake van deze registratie belasting verschuldigd – te gelden als een nieuwe auto. Het Hof acht daarbij van belang dat de Nederlandse koper de eerste gebruiker is van de auto, dat met de auto slechts een gering aantal (aflever)kilometers is gereden, dat de kampeerwagen als nieuw wordt aangeprezen en dat de plastic hoezen nog om de banken zitten. Dat de garantie wellicht niet jegens A kan worden ingeroepen maar slechts jegens X kan worden geldend gemaakt, staat – gelet op bovenvermelde definitie van het begrip ‘nieuw’ – niet aan dit oordeel in de weg. Hetzelfde heeft te gelden voor de omstandigheid dat de kampeerwagen in Duitsland geregistreerd is geweest en de omstandigheid dat de uiteindelijke verkoopprijs € 15.000 lager ligt dan de nieuwprijs.
4.4
Voor een nieuwe auto geldt ingevolge artikel 9, lid 5, van de Wet BPM de (netto) catalogusprijs zoals die op de dag van de registratie voor het desbetreffende type en model laatstelijk door de fabrikant of importeur kenbaar is gemaakt (vgl. het eerder genoemde arrest van de HR van 14 september 2012, nr. 12/00848). De waarde van een bijzondere uitvoering of van extra toebehoren moet op grond van artikel 9, lid 9, van de Wet BPM in de catalogusprijs worden begrepen.
4.5
Tussen partijen is niet in geschil dat voor de onderhavige kampeerwagen dient te worden uitgegaan van een basis netto catalogusprijs van € 26.120. De Inspecteur – op wie in dezen de bewijslast rust – heeft daarbij een bedrag van € 2.000 aan opties opgeteld. Ter onderbouwing van dit bedrag wijst hij – naast de niet in geschil zijnde airco van € 1.100 en passagiersairbag van € 250 – op de radio, de parkeersensoren en het panoramadak. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de parkeersensoren en de radio niet behoren tot de standaarduitrusting van de bestelauto en dat de waarde daarvan derhalve niet is begrepen in de netto catalogusprijs van € 26.120. Verder heeft de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat deze accessoires niet zijn toe te rekenen aan de recreatieve functie van de kampeerwagen, zijn aangebracht voor de dag waarop het kenteken is toegekend en een waarde vertegenwoordigen van ten minste € 650.
4.6
Gelet op het vorenstaande dient de BPM te worden berekend over een netto catalogusprijs van € 28.120. De op basis van dit bedrag verschuldigde belasting bedraagt € 10.824. Nu de auto heeft te gelden als een nieuwe auto, komt het Hof aan een beoordeling van de hoogte van het afschrijvingspercentage niet toe.
Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond.
5. Kosten
Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. W.A.P. Nieuwenhuizen, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is op 30 oktober 2012 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 30 oktober 2012.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
- 2500.
EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
- a.
de naam en het adres van de indiener;
- b.
de dagtekening;
- c.
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- d.
de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.