RvdW 2021/563
Procesrecht. Incident tot voeging in cassatie (art. 217 Rv); vereisten; precedentwerking voldoende belang?
HR 21-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:750
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 mei 2021
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/01940
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1109, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:217, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑03‑2022
ECLI:NL:HR:2021:750, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:154, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑02‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑07‑2020
- Wetingang
Art. 217 Rv
Essentie
Procesrecht. Incident tot voeging in cassatie (art. 217 Rv); vereisten; precedentwerking voldoende belang?
Samenvatting
Ieder die een belang heeft bij een tussen andere partijen aanhangig geding, kan vorderen zich daarin te mogen voegen (art. 217 Rv). Voor het aannemen van een zodanig belang is voldoende dat de partij die voeging vordert, nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst van de procedure die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. Onder nadelige gevolgen zijn in dit verband te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.