RvdW 2023/558:Caribische zaak. Voortgezette handeling van moord (art. 2:262 SrC) en poging tot doodslag (art. 2:259 jo. 1:119 SrC) door na ruzie in snackbar in Curaçao eerst zijn vriendin naar huis te brengen, terug te rijden naar snackbar en vervolgens op korte afstand kogels af te vuren op ander ten gevolge waarvan deze is overleden en willekeurige omstander door kogel is geraakt. Bewijsklacht moord. Heeft verdachte met voorbedachte raad gehandeld? HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Gemeenschappelijk Hof heeft geoordeeld dat het niet aannemelijk is geworden dat verdachte louter heeft gehandeld in ogenblikkelijke gemoedsopwelling of n.a.v. plots opkomende drift die maakt dat mogelijkheid tot nadenken en beraad door hem niet kon worden benut en dat ook van andere contra-indicaties voor aannemen van voorbedachte raad niet is gebleken. Gemeenschappelijk Hof is aldus tot eindconclusie gekomen dat verdachte de ander met voorbedachte raad van het leven heeft beroofd. Dit oordeel geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat Gemeenschappelijk Hof bij zijn oordeel heeft betrokken dat er een tijdspanne van ongeveer 10 minuten zat tussen moment waarop verdachte het besluit nam om op ander te gaan schieten en moment waarop hij dit besluit uitvoerde. Gemeenschappelijk Hof kon hieruit afleiden dat verdachte voldoende tijd en gelegenheid had om zich te beraden over besluit om op ander te schieten. Van belang is dat daarbij is meegewogen dat er geen contra-indicaties waren voor aannemen van voorbedachte raad. Volgt verwerping.