Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/163
163 Art. 1019h Rv in de praktijk: effecten en effectiviteit
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS582625:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Wilman 2014, p. 354-358; Fishmann 2014, p. 105; Posner 2014, p. 810.
Het onderwerp van de dissertatie van Sluijter: P. Sluijter, Sturen met proceskosten. Wie betaalt de rekening van verstorend procesgedrag?, Deventer: Kluwer 2011.
HvJ EU 18 oktober 2011, C-406/09, ECLI:EU:C:2011:668 (Realchemie/Bayer); HvJ EU 28 juli 2016,ECLI:EU:C:2016:611, C-57/15 (United Video Properties/Telenet). Zie hiervoor par. 2.6.
Vgl. Peysner 2014.
Vgl. Thambisetty 2010, p. 143-145; Weatherall, Webster & Bently 2009, p. 37 e.v. De hervormingen van de kostenregels in Engeland steunen daarentegen wel op empirisch bewijs; zie hiervoor hoofdstuk 7.
Hodges, Vogenauer & Tulibacka 2010, p. 20; Wilman 2014, p. 354-358.
Kamerstukken II 2006/07, 30392, 6 (MvA): ‘De rechter zal dus nagaan wat in de voorliggende zaak redelijke en evenredige kosten zijn en of er op grond van de billijkheid redenen zijn om niet de volledige kosten van de in het gelijk gestelde partij door de andere partij te laten dragen.’
Zie hiervoor par. 5.2.
Conclusie A-G Verkade (ECLI:NL:PHR:2014:224) voor HR 3 oktober 2014, ECLI: NL:HR:2014:2900 (Leo Pharma/Sandoz); Van der Grinten 2010, p. 421.
Visser 2012, p. 787; Van der Grinten 2010, p. 421.
Sandvliet & Engelfriet 2015, p. 204 e.v.
Van der Grinten 2010, p. 422-429. Zie ook Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2016/ 130.
Zie ook Shavell 1982, p. 16.
Ten grondslag aan de regel ‘proceskostenveroordeling op basis van het gelijk’ liggen vaak principiële uitgangspunten als rechtvaardigheid, billijkheid en de toegankelijkheid van de rechtsbedeling. De regel kan echter ook een instrument zijn om het gedrag van de actoren in het burgerlijk proces beïnvloeden, en als zodanig worden gebruikt om bepaalde negatieve verschijnselen in het burgerlijk proces tegen te gaan, dan wel positieve verschijnselen te stimuleren. Zo wordt in Europa het uitgangspunt van loser pays algemeen gehuldigd omdat het lichtvaardig procederen en nuisance suits zou ontmoedigen. Financiële drempels in de toegang tot de rechter voorkomen het ontstaan van een procedeercultuur – en daarmee een overbelast rechtssysteem.1 Daarnaast gelden in vele stelsels regels op basis waarvan de rechter kan afwijken van de loser pays-regel of kostensancties kan opleggen. Dergelijke regels hebben meestal ten doel kansloze argumenten en onwenselijk (verstorend of vertragend) procedeergedrag te ontmoedigen.2 Regels of tarieven aan de hand waarvan kosten gematigd c.q. genormeerd worden dienen te waarborgen dat proceskostenveroordelingen niet prohibitief hoog uitvallen zodat de rechter ook voor minder vermogenden toegankelijk blijft. Specifiek met betrekking tot handhavingsprocedures in IE-zaken bepaalt art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn dat partijen een substantiële (redelijke en evenredige) proceskostenvergoeding in het vooruitzicht moet wordt gesteld, hetgeen de toegang tot de rechter zou moeten verruimen voor IE-rechthebbenden. Daarvan moet tevens een afschrikkend effect op inbreukmakers uitgaan.3
Waar de keuze voor bepaalde wettelijke regels is ingegeven door een zeker gewenst effect, mag worden verwacht dat die keuze steunt op enig (empirisch) bewijs voor dat effect.4 De effectiviteit wordt echter doorgaans verondersteld.5 Mogelijke neveneffecten blijven bovendien vaak onderbelicht.6Art. 1019h Rv, de letterlijke implementatie van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn, is evenmin een evidence-based regel. Volgens de Nederlandse interpretatie verplichten de criteria ‘redelijkheid en evenredigheid’ van de bepaling tot een ruime proceskostenveroordeling van de verliezende partij, terwijl veroordeling in de volledige proceskosten in IE-zaken geruime tijd het uitgangspunt was.7 De wezenlijke vraag of deze uitleg van de richtlijnbepaling werkelijk kan bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen – namelijk het verruimen van de toegang tot de rechter voor benadeelden in een IE-geschil en het afschrikken van inbreukmakers – heeft geen rol gespeeld bij de implementatie.8
In het licht van de vereisten van doeltreffendheid en effectieve rechtsbescherming waaraan de nationale omzetting van art. 14 IE-Handhavingsrichtlijn moet voldoen, is echter van belang dat de werkelijke effecten van art. 1019h Rv op de toegankelijkheid van de rechter in IE-zaken worden belicht. Dat geldt met name nu de in de literatuur over art. 1019h Rv beschreven effecten tegengesteld zijn aan de met de regeling beoogde effecten. Van de regeling zou een chilling effect uitgaan, met name voor financieel zwakkere partijen – of zij nu eiser of gedaagde zijn, rechthebbende of inbreukmaker.9 De onvoorspelbaarheid van het financiële risico zou ertoe leiden dat eisers eerder afzien van het entameren van een procedure en dat aangesproken partijen eerder akkoord gaan met een schikking.10 Terwijl sommigen een toename van het aantal aangebrachte zaken met een relatief gering belang maar met een hoge slagingskans (bijvoorbeeld zaken over online auteursrechtinbreuk) hebben geconstateerd,11 hebben anderen beweerd dat het totale volume van IE-zaken is afgenomen onder invloed van art. 1019h Rv.12
In dit hoofdstuk worden de bestaande theoretische (rechtseconomische en rechtsvergelijkende) studies naar de effecten van costs shifting in kaart gebracht en gekoppeld aan anekdotisch bewijs over de effecten van art. 1019h Rv in de praktijk. Deze exercitie zal geen sluitend bewijs opleveren ten aanzien van de effecten van art. 1019h Rv op het procedeer- en schikkingsgedrag van partijen in IE-zaken. Wel zal de bespreking de mogelijke invloed van proceskostenregels op het beslissingsproces inzichtelijker maken en een aantal plausibele effecten aan het licht brengen.13 Op basis daarvan kan nader worden geanalyseerd in hoeverre de keuze voor een ruime proceskostenveroordeling in IE-zaken – in het licht van de doelstellingen van de Handhavingsrichtlijn en de vereisten van EU-recht – een houdbare keuze is.