RAR 2012/109
Opvolgend werkgever. Hoe moet beoordeeld worden wanneer sprake is van opvolgend werkgeverschap in de zin van art. 7:668a lid 2 BW?
HR 11-05-2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9603 (Van Tuinen/Wolters)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
11 mei 2012
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, C.E. Drion, G. Snijders
- Zaaknummer
10/05466
- Conclusie
A-G mr. L. Timmerman
- LJN
BV9603
- Roepnaam
Van Tuinen/Wolters
- JCDI
JCDI:ADS911608:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Verbintenissenrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2012:BV9603, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑05‑2012
ECLI:NL:HR:2012:BV9603, Uitspraak, Hoge Raad, 11‑05‑2012
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑12‑2010
- Wetingang
Essentie
Opvolgend werkgever. Overgang van onderneming.
Hoe moet beoordeeld worden wanneer sprake is van opvolgend werkgeverschap in de zin van art. 7:668a lid 2 BW?
Samenvatting
Werkneemster was tot en met 31 maart 2008 voor bepaalde tijd in dienst bij Connexxion en verrichtte WMO-vervoer. Per 1 april 2008 is dat vervoer gegund aan Vier gewesten BV. Werkneemster treedt per 1 april 2008 voor bepaalde tijd bij Vier gewesten BV in dienst en gaat soortgelijke werkzaamheden verrichten. Wanneer de bepaalde tijd verstrijkt en de arbeidsovereenkomst eindigt, stelt werkneemster zich op het standpunt dat zij op de voet van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.