Rb. Oost-Brabant, 04-09-2015, nr. 4383753
ECLI:NL:RBOBR:2015:5550
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
04-09-2015
- Zaaknummer
4383753
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:5550, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 04‑09‑2015; (Beschikking)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:1093
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2016:2512
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR 2015/1775
PJ 2015/168 met annotatie van B. Degelink
AR-Updates.nl 2015-0916
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0916
Uitspraak 04‑09‑2015
Inhoudsindicatie
Pensioenbeding; pensioengerechtigde leeftijd; opzegging arbeidsovereenkomst; artikel 7:669 lid 4 BW
Partij(en)
RECHTBANK OOST-BRABANT
Kanton ‘s-Hertogenbosch
Zaaknummer : 4383753
EJ verz. : 15-400
Uitspraak : 4 september 2015
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster/eiseres,
gemachtigde: mr. H. de Graaf,
t e g e n :
SAP Nederland B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
verweerster,
gemachtigde: mr. C.A.C. Schroeten.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoekster]” en “SAP”.
1. De procedure
[verzoekster] heeft een voorwaardelijk verzoekschrift tot vernietiging van de opzegging ex artikel 7:681 lid 1 sub a BW en daarmee verband houdende (voorwaardelijke) vorderingen ex artikel 7:686a lid 3 BW, ingediend. Het verzoekschrift is op 19 augustus 2015 ter griffie van de rechtbank, kanton ’s-Hertogenbosch, binnengekomen.
Zijdens SAP is een verweerschrift ingediend.
De mondelinge behandeling heeft, tezamen met de behandeling van een kort geding tussen partijen, plaatsgevonden op 1 september 2015. Beide partijen hebben nog stukken ingezonden. [verzoekster] heeft haar voorwaardelijke vorderingen gewijzigd bij faxbericht van 31 augustus 2015.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben beide partijen hun zaak doen bepleiten door hun gemachtigden. Deze hebben daartoe pleitaantekeningen gehanteerd, welke zijn overgelegd.
Na gevoerd debat is de beschikking bepaald op heden.
2. Inleiding
2.1.
Tussen partijen bestaat een arbeidsovereenkomst. [verzoekster] is op 1 december 1993 in dienst getreden van een rechtsvoorganger van SAP. Zij heeft de functie van Integrated Marketing Senior Specialist. Haar salaris bedraagt € 4.157,47 bruto per maand inclusief vakantietoeslag, exclusief bonus, optieregeling, ziektekostenverzekering en leaseauto.
[verzoekster] is geboren op [geboortedatum].
Artikel 2.1 van de arbeidsovereenkomst d.d. 20 december 2012 tussen partijen luidt:
“De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst eindigt echter in elk geval van rechtswege bij het bereiken van de op dat moment geldende pensioengerechtigde leeftijd.”
In artikel 6.1 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [verzoekster] deelneemt aan de Collectieve Pensioenvoorziening die door SAP is afgesloten.
In artikel 14.1 is bepaald dat de voorwaarden en regelingen zoals vermeld in het Arbeidsreglement SAP Nederland B.V. van toepassing zijn.
In artikel 7.1 van het Arbeidsreglement (daterend van juli 2010) dat aan [verzoekster] in december 2012 is ter hand gesteld, is bepaald: “De pensioengerechtigde leeftijd bij de werkgever is 65 jaar.”
Per 1 januari 2014 heeft SAP voor een andere pensioenuitvoerder gekozen, namelijk BeFrank. BeFrank is een nieuwe pensioenregeling gaan uitvoeren. Het Arbeidsreglement is daarop aangepast: niet langer is daarin vermeld dat de pensioengerechtigde leeftijd 65 jaar is, maar dat het pensioenreglement is te vinden op de corporate portal.
In het betreffende Pensioenreglement komt het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” niet voor. Wel komt daarin het begrip “pensioendatum” voor. Bij de omschrijving van “pensioendatum” in de begrippenlijst van het Pensioenreglement is vermeld: “Uw pensioendatum is de eerste dag van de maand, waarin u 67 jaar wordt. Op verzoek kunt u uw pensioen eerder of later in laten gaan. Vanaf de eerste dag van de maand waarin u 57 jaar wordt tot uiterlijk vijf jaar na uw AOW leeftijd.”
In artikel 21 lid 1 van het Pensioenreglement is vermeld: “Op verzoek kunt u uw pensioen eerder in laten gaan dan vanaf de eerste dag van de maand waarin u 67 jaar wordt. Vanaf de eerste dag van de maand waarin u 57 jaar wordt, kunt u met de waarde van uw beleggingen een levenslang ouderdomspensioen met een meeverzekerd partnerpensioen kopen. U dient een verzoek om vervroeging van uw pensioen uiterlijk drie maanden voor de gewenste pensioendatum aan BeFrank door te geven.”
[verzoekster] heeft tevens een brochure met een uitleg van de pensioenregeling ontvangen. Daarin is onder meer vermeld:
“De AOW wordt uitgekeerd vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd (in 2014 is dit 65 jaar en 2 maanden en dit loopt op naar 67 jaar in 2023). De pensioenregeling van SAP Nederland heeft als pensioenrichtleeftijd 67 jaar. Afhankelijk van je persoonlijke keuze en na overleg met werkgever kan je eerder met pensioen. Echter, ben je van plan dit te doen dan mis je de pensioenopbouw over de laatste jaren.”
Bij de ‘veel gestelde vragen’ is vermeld:
“6. Kan ik ook eerder met pensioen gaan dan op leeftijd 67?
Het is mogelijk dat je ervoor kiest om op eerdere leeftijd met pensioen te gaan. Bedenk je wel dat je dan over de laatste jaren geen pensioenrechten meer opbouwt en dat door de langere uitkeringsduur het pensioen lager zal zijn dan op 67-jarige leeftijd. Pensioenvervroeging dien je uiteraard altijd te bespreken met je direct leidinggevende.”
In een overzicht d.d. 4 mei 2015 dat BeFrank aan [verzoekster] heeft doen toekomen is als pensioendatum voor haar vermeld: “01-06-2017” en als AOW-leeftijd: “67 jaar”.
Bij brief van 2 juni 2015 heeft SAP aan [verzoekster] medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst zal eindigen op 10 september 2015 in verband met het bereiken van de op dit moment geldende pensioengerechtigde leeftijd.
Namens [verzoekster] is bezwaar gemaakt tegen het aangekondigde einde van de arbeidsovereenkomst en is de vernietigbaarheid van de opzegging ingeroepen.
SAP heeft bij brief van 20 juli 2015 de arbeidsovereenkomst met een beroep op artikel 7:669 lid 4 BW voorwaardelijk opgezegd voor het geval het toepasselijke pensioenbeding niet leidt tot een einde van rechtswege.
3. Het verzoek en de vorderingen
3.1.
[verzoekster] verzoekt, na wijziging van het verzoek, kort weergegeven:
A. voor het geval komt vast te staan dat de arbeidsovereenkomst ten tijde van de gevraagde vernietiging nog bestaat:
1. de opzegging door SAP te vernietigen;
2. SAP te bevelen [verzoekster] in de gelegenheid te stellen haar functie te blijven uitoefenen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
3. SAP te bevelen het salaris door te betalen tot het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst;
B. dan wel, voor het geval de vernietiging niet kan worden uitgesproken:
1. SAP te bevelen een correcte eindafrekening op te stellen waarbij tevens betaling zal plaatsvinden van de nog niet volledig betaalde bonussen over 2013 en 2014;
2. SAP te bevelen uiterlijk in april 2016 de pro-rata bonus over 2015 uit te betalen uitgaande van een bruto on targetbedrag van € 7.127,10 bruto;
3. SAP te bevelen een schadevergoeding van € 12.702,- bruto aan [verzoekster] te betalen;
4. het tussen partijen geldende relatiebeding met ingang van 10 september 2015 als niet meer geldend te verklaren;
C. SAP te veroordelen in de kosten van de procedure.
[verzoekster] legt daaraan het volgende ten grondslag.
SAP heeft de pensioenregeling in januari 2014 gewijzigd. De datum waarop het ouderdomspensioen ingaat is de eerste dag van de maand waarin de deelnemer aan de regeling de leeftijd van 67 jaar bereikt. Dat blijkt uit het pensioenreglement en uit de brochure van BeFrank. Aan de werknemers is kenbaar gemaakt dat een van de belangrijkste wijzigingen daardoor het langer doorwerken tot 67 jaar zal zijn. Als een werknemer eerder met pensioen wil kan daarvoor gekozen worden, zo blijkt uit de brochure. Voor [verzoekster] was het duidelijk dat de pensioengerechtigde leeftijd was gewijzigd. Zij heeft geen enkel probleem met deze wijziging. Zij wil tot het bereiken van de leeftijd van 67 jaar doorwerken.
[verzoekster] heeft het Pensioenreglement zo mogen begrijpen. Een andere uitleg zou aan de voorgeschreven CAO-uitleg ervan afbreuk doen.
Voor [verzoekster] geldt derhalve een afwijkende pensioenleeftijd, in de zin van artikel 7:669 lid 4 BW. Zij verzoekt daarom vernietiging van de voorwaardelijke opzegging op grond van artikel 7:681 lid 1 sub a BW.
Indien het verzoek wordt afgewezen en SAP rechtsgeldig heeft opgezegd, is de opzegtermijn niet volledig in acht genomen. De opzegtermijn bedraagt vier maanden. De brief waarbij SAP de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk opzegt dateert van 20 juli 2015. De opzegtermijn loopt dan af op 1 december 2015. [verzoekster] heeft recht op schadevergoeding gelijk aan het loon over de periode van 10 september 2015 tot 1 december 2015.
Zij heeft er tevens belang bij dat zij niet langer zal zijn gebonden aan het relatiebeding.
Voorts zijn de bonussen over 2013 en 2014 waarop zij recht heeft nog niet volledig uitbetaald.
3.2.
SAP heeft verweer gevoerd. Zij heeft onder meer aangevoerd dat met “pensioengerechtigde leeftijd” in het pensioenbeding in de arbeidsovereenkomst de AOW-leeftijd wordt bedoeld, en dat met de nieuwe pensioenregeling niet anders is beoogd dan een aanpassing aan de bepalingen van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, waarbij de AOW-leeftijd stapsgewijs wordt verhoogd naar 67 jaar, zodat het mogelijk wordt om een pensioen op te bouwen tot de pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Volgens SAP heeft zij de definitie van het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” in het pensioenbeding niet (eenzijdig) gewijzigd en heeft [verzoekster] er ook niet, op basis van de uitlatingen van BeFrank, op mogen vertrouwen dat de pensioengerechtigde leeftijd voor haar 67 jaar is. De pensioenrichtleeftijd staat los van de pensioengerechtigde leeftijd. Volgens SAP eindigt de arbeidsovereenkomst van rechtswege op 10 september 2015, de datum waarop [verzoekster] 65 jaar en drie maanden oud is. Het verzoek en vorderingen dienen daarom te worden afgewezen, aldus SAP.
4. De beoordeling
4.1.
SAP heeft de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk opgezegd op de voet van artikel 7:669 lid 4 BW en [verzoekster] verzoekt de vernietiging van die opzegging uit te spreken.
Artikel 7:669 lid 4 BW luidt: “Tenzij schriftelijk anders is overeengekomen, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst eveneens opzeggen tegen of na de dag waarop de werknemer de in artikel 7a, lid 1, van de Algemene Ouderdomswet bedoelde leeftijd heeft bereikt, of, indien voor hem een afwijkende pensioenleeftijd geldt, de leeftijd heeft bereikt waarop voor hem recht op pensioen ontstaat, indien de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor het bereiken van die leeftijd.”
Aangezien de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 1 juli 2015 (nog) bestond en niet voordien is opgezegd, is het sinds 1 juli 2015 geldende recht in het onderhavige geval van toepassing, en daarmee het voormelde artikel.
4.2.
In de arbeidsovereenkomst van [verzoekster] is een zogenaamd ‘pensioenbeding’ of ‘pensioenontslagbeding’ opgenomen. Daarin is neergelegd dat de arbeidsovereenkomst in elk geval van rechtswege eindigt bij het bereiken van de op dat moment geldende pensioengerechtigde leeftijd.
De vraag is dan wat in het geval van [verzoekster] moet worden verstaan onder “de op dat moment geldende pensioengerechtigde leeftijd” en of er sprake is van “een afwijkende pensioenleeftijd” als bedoeld in artikel 7:669 lid 4 BW.
4.3.
Het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” wordt eveneens gebruikt in de Algemene Ouderdomswet. Daarin is het gedefinieerd als: “leeftijd als bedoeld in artikel 7a, waarop recht op ouderdomspensioen ontstaat.” Aangenomen moet worden dat het pensioenbeding in de arbeidsovereenkomst met de woorden “de pensioengerechtigde leeftijd” daarbij aansluit. Dat wordt bevestigd door het feit dat het toen geldende Arbeidsreglement bepaalde dat de pensioengerechtigde leeftijd bij de werkgever 65 jaar is, zoals die pensioengerechtigde leeftijd ook gold ingevolge de toen geldende AOW. Dit sluit ook aan bij de algemeen gebruikelijke uitleg in het geval in een pensioenontslagbeding sprake is van de “pensioengerechtigde leeftijd”.
Er moet derhalve van worden uitgegaan dat met ‘pensioengerechtigde leeftijd’ in het pensioenbeding is bedoeld: de leeftijd waarop het wettelijk recht op ouderdomspensioen ontstaat.
4.4.
Per 1 januari 2014 is, middels de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, artikel 7a van de AOW gewijzigd. De pensioengerechtigde leeftijd is daarin voor 2015 vastgesteld op 65 jaar en drie maanden. Dat betekent in beginsel dat de pensioengerechtigde leeftijd van [verzoekster] 65 jaar en drie maanden is, nu zij in dit jaar 65 is geworden.
4.5.
Dat is slechts anders indien partijen andere afspraken hebben gemaakt, dan wel [verzoekster] er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat voor haar een andere pensioengerechtigde leeftijd – namelijk 67 jaar – is gaan gelden. Van uitdrukkelijke andere afspraken tussen partijen is geen sprake. Het komt derhalve aan op hetgeen [verzoekster] heeft mogen begrijpen uit de uitlatingen zijdens SAP.
4.6.
Vaststaat dat SAP in verband met de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd per januari 2014 wijzigingen in de pensioenregeling heeft doorgevoerd. Het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” komt niet meer voor in het Arbeidsreglement van SAP. Het Arbeidsreglement deelt slechts mee dat het pensioenreglement is te vinden op de corporate portal.
4.7.
[verzoekster] kan rechten ontlenen aan het Pensioenreglement. Welke dat zijn wordt bepaald door uitleg van het reglement. Juist is, gelijk [verzoekster] aanvoert, dat het Pensioenreglement, ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad, moet worden uitgelegd naar de CAO-norm, hetgeen inhoudt dat aan de bepalingen van het pensioenreglement een uitleg naar objectieve maatstaven moet worden gegeven, en dat bij gebreke van een gepubliceerde schriftelijke toelichting op het pensioenreglement bij de uitleg daarvan derhalve in beginsel de bewoordingen, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis zijn, waarbij het niet aankomt op de bedoelingen van de partijen die het reglement tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin het reglement is gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in het reglement gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden, aldus de Hoge Raad.
4.8.
In het Pensioenreglement komt het begrip pensioengerechtigde leeftijd niet voor. Wel is een pensioendatum vermeld. Aangegeven is dat “uw pensioendatum” “de eerste dag van de maand is, waarin u 67 jaar wordt”. Tevens is vermeld dat “u” op verzoek “uw pensioen” eerder of later kan laten ingaan, namelijk vanaf de eerste dag van de maand waarin “u” 57 jaar wordt tot uiterlijk vijf jaar na “uw AOW leeftijd”.
Het begrip “pensioendatum” is niet, en zeker niet zonder meer, hetzelfde als “pensioengerechtigde leeftijd”. De pensioenregeling die in het pensioenreglement is opgenomen ziet op het aanvullende pensioen. In het reglement wordt op verschillende plaatsen gesproken over “het (laten) ingaan van het pensioen” en de keuze die de deelnemer daarbij heeft. Het gaat daarbij steeds en uitsluitend over het aanvullende pensioen. In het reglement is ook aangegeven dat de AOW niet voor iedereen op dezelfde leeftijd ingaat. Met “pensioendatum” in het Pensioenreglement is daarom bedoeld: ‘de datum waarop het aanvullende pensioen ingaat’. Deze is, conform de betekenis van ‘pensioendatum’ in de begrippenlijst van het Pensioenreglement, in beginsel de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer 67 jaar wordt. Dat deze pensioendatum in het Pensioenreglement wordt genoemd betekent niet, althans niet zonder meer, dat de (tussen partijen geldende) pensioengerechtigde leeftijd deze leeftijd is.
4.9.
Het feit dat in het Pensioenreglement aan de deelnemers de keuze is gegeven om het pensioen eerder te laten ingaan dan de maand waarin zij 67 jaar worden, leidt evenmin tot de conclusie dat de pensioengerechtigde leeftijd van [verzoekster] in die leeftijd is gewijzigd. Tussen partijen is overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst in elk geval eindigt op de pensioengerechtigde leeftijd. Deze leeftijd is, zoals hiervoor overwogen, de leeftijd waarop het recht op ouderdomspensioen voor [verzoekster] ontstaat en dat is, ingevolgde de AOW zoals deze thans geldt, de leeftijd van 65 jaar en drie maanden. Het Pensioenreglement richt zich (ondanks het gebruik van de aanspreekvorm “u” en “uw”) niet alleen tot [verzoekster], maar tot alle deelnemers die in dienst zijn van SAP en enkele andere ondernemingen, zo blijkt uit het Pensioenreglement, derhalve ook tot deelnemers die in dienst kunnen blijven tot de leeftijd van 67 jaar. De pensioendatum moet daarom worden uitgelegd als een rekendatum: het aanvullende pensioen gaat in ieder geval in op de eerste van de maand waarin de deelnemer 67 jaar wordt, maar kan eerder ingaan als de deelnemer dat wenst. De wijze waarop deze regeling is verwoord doet echter niet af aan hetgeen tussen partijen geldt, als dat inhoudt dat de arbeidsovereenkomst eerder (i.e. op de pensioengerechtigde leeftijd) eindigt.
4.10.
Gelet op het voorgaande heeft [verzoekster] niet op basis van het Pensioenreglement mogen concluderen dat de voor haar geldende pensioengerechtigde leeftijd is gewijzigd in “de eerste dag van de maand waarin zij 67 jaar wordt”. Het Pensioenreglement wijzigt niets aan de voor haar geldende pensioengerechtigde leeftijd.
Indien en voor zover [verzoekster] rechten kan ontlenen aan de Pensioenregeling SAP Nederland B.V. (de “brochure”), kan zij daaruit niet iets anders hebben afgeleid. In dat stuk wordt uitdrukkelijk vermeld dat de pensioenregeling van SAP 67 jaar als pensioenrichtleeftijd heeft. Ook dat is iets anders dan de pensioengerechtigde leeftijd. “Pensioenrichtleeftijd” is een rekenleeftijd. In die zin stemt dit stuk overeen met het Pensioenreglement.
[verzoekster] doet eveneens een beroep op een uitlating van de heer [naam], Managing Director bij SAP, in zijn e-mail van begin 2014, waarin hij de nieuwe pensioenregeling aankondigde, en waarin staat: “Een belangrijke wijziging betreft bijvoorbeeld het langer doorwerken tot 67 jaar.” Deze uitlating is gedaan, zo blijkt uit de e-mail, in verband met de veranderingen in de pensioenwetgeving. Het betreft kennelijk een algemene opmerking over de voorgenomen wijzigingen in de AOW-leeftijd. [verzoekster] kan daar geen rechten aan ontlenen.
4.11.
De stellingen van [verzoekster] kunnen daarom niet worden aanvaard. Dat heeft tot gevolg dat het voorwaardelijke verzoek tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door SAP en de daarmee verband houdende vorderingen moeten worden afgewezen.
4.12.
Vervolgens is aan de orde de vraag of SAP de arbeidsovereenkomst heeft moeten opzeggen teneinde te bewerkstelligen dat deze zou eindigen op 10 september 2015 en of zij schadevergoeding is verschuldigd wegens het niet tijdig opzeggen.
Op grond van artikel 7:667 lid 1 BW eindigt de arbeidsovereenkomst wanneer de tijd is verstreken die in de overeenkomst is aangegeven. De rechtsgeldigheid van het eindigen van de arbeidsovereenkomst op grond van een beding in de overeenkomst is door de Hoge Raad aanvaard in zijn arrest van 13 juli 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW 3367. Het thans geldende artikel 7:667 lid 1 BW wijkt in dit opzicht niet af van het voor 1 juli 2015 geldende artikel. Alleen ‘het gebruik’ als grondslag voor het van rechtswege eindigen van de arbeidsovereenkomst is daaruit verwijderd. Uit de memorie van toelichting bij de Wet werk en zekerheid (Kamerstukken 2013/2014, 33818, 3, p. 92 en 93) blijkt dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst wegens een pensioenontslagbeding mogelijk blijft.
Opzegging van een arbeidsovereenkomst die op grond van een pensioenontslagbeding van rechtswege eindigt op de pensioengerechtigde leeftijd, is niet vereist, nu dat niet in de (schriftelijke) overeenkomst is bepaald en dat evenmin volgens de wet of het gebruik behoort plaats te vinden (artikel 7:667 lid 2 BW).
De arbeidsovereenkomst tussen partijen eindigt derhalve, op de voet van artikel 7:667 lid 1 BW, van rechtswege, zonder dat opzegging is vereist, op de dag dat [verzoekster] de leeftijd bereikt van 65 jaar en drie maanden, zijnde 10 september 2015.
Ook de aanzegplicht van artikel 7:668 lid 1 BW geldt in dit geval overigens niet, nu deze is voorzien voor werknemers die zich weer op de arbeidsmarkt moeten gaan oriënteren en die tijdig moeten weten of zij zich weer daarop moeten oriënteren. De werknemer van wie de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op grond van een pensioenbeding, is niet meer aangewezen op de arbeidsmarkt en hoeft zich dus niet daarop te oriënteren en hoeft dus geen tijdige informatie met betrekking tot het eindigen van de arbeidsovereenkomst te ontvangen.
De vordering met betrekking tot de schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
4.13.
SAP is vanzelfsprekend gehouden tot het opstellen van een correcte eindafrekening. Niets wijst erop dat SAP daar niet toe over zal gaan, zodat [verzoekster] geen belang heeft bij de vordering die daarop ziet.
Voor zover de vordering met name ziet op “de nog niet volledig betaalde bonussen over 2013 en 2014” is deze niet toewijsbaar. [verzoekster] heeft geen concrete bedragen ter zake gevorderd. SAP heeft aangegeven dat inmiddels een correctie van het bonusbedrag heeft plaatsgevonden ten bedrage van € 1.207,48 en dat dit bedrag reeds is uitbetaald. SAP heeft een berekening van dit bedrag bij de stukken gevoegd. [verzoekster] heeft weliswaar aangevoerd dat deze berekening niet klopt en dat er nog steeds een bedrag aan bonus behoort te worden nabetaald, maar dat is onvoldoende onderbouwd en blijkt ook nergens uit. Het enkele feit dat in de brief van 1 april 2013 een hoger bedrag aan ‘annual target bonus’ is vermeld dan in de brief van 1 april 2014, terwijl sprake zou moeten zijn van een stijging van dit bedrag in 2014 omdat in de brief is vermeld “this package represents a 2,40% increase in your 2013 total target cash compensation”, is, zonder meer, onvoldoende om aan te nemen dat de door SAP doorgevoerde herberekening onjuist is.
4.14.
[verzoekster] vordert SAP te bevelen uiterlijk in april 2016 de pro-rata bonus over 2015 uit te betalen uitgaande van een bruto on targetbedrag van € 7.127,10. SAP heeft aangevoerd dat dit eerst in april 2016 speelt, en derhalve geen onderdeel uitmaakt van de eindafrekening waartoe zij na het eindigen van de arbeidsovereenkomst op 10 september 2015 gehouden zal zijn.
Dat verweer moet worden aanvaard. Het staat thans niet zonder meer vast dat de pro-rata bonus waarop [verzoekster] over 2015 recht heeft moet worden gebaseerd op een targetbedrag als gesteld. Een en ander wordt door SAP pas in april 2016 vastgesteld. Deze vordering wordt eveneens afgewezen.
4.15.
SAP heeft te kennen gegeven dat zij [verzoekster] niet zal houden aan het relatiebeding. Bij de vordering die daarop ziet heeft [verzoekster] derhalve geen belang. Deze zal worden afgewezen.
4.16.
[verzoekster] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek en de vorderingen af;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, aan de zijde van SAP begroot op € 1.200,- als bijdrage in het salaris van de gemachtigde (niet met btw belast);
verklaart deze beschikking, waar deze de veroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2015 door mr. J.H. Wiggers.