M en R 2017/64
Inherente afwijkingsbevoegdheid. Omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd kunnen niet reeds daarom buiten beschouwing worden gelaten. Gewijzigde rechtspraak.
ABRvS 26-10-2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840, m.nt. B.J.P.G. Roozendaal
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
26 oktober 2016
- Magistraten
Slump, Wissels, Daalder
- Zaaknummer
201507715/1/A3
- Noot
B.J.P.G. Roozendaal
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926456:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2016:2840, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26‑10‑2016
- Wetingang
(art. 4:84 Awb)
Essentie
Inherente afwijkingsbevoegdheid. Omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd kunnen niet reeds daarom buiten beschouwing worden gelaten. Gewijzigde rechtspraak.
Samenvatting
De Afdeling is thans – anders dan voorheen en anders dan de burgemeester betoogt – van oordeel dat omstandigheden die bij het opstellen van een beleidsregel zijn verdisconteerd, dan wel moeten worden geacht te zijn verdisconteerd, niet reeds daarom buiten beschouwing kunnen worden gelaten. In de praktijk blijkt dat ook al heeft het betrokken bestuursorgaan bij het opstellen van de beleidsregel deze omstandigheden bezien, het daarmee niet heeft kunnen voorzien of deze omstandigheden alleen of ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.