RvdW 2016/24
Oordeel dat verdachte bekend was met de uitspraak in eerste aanleg niet zonder meer begrijpelijk.
HR 24-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3353
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 november 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, E.S.G.N.A.I. van de Griend, E.F. Faase
- Zaaknummer
14/01716
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3353, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2296, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑09‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑10‑2014
- Wetingang
Art. 408 Sv
Essentie
Uit de brief van verdachte van 26 september 2012, waarin hij verzoekt om een kopie van het vonnis van 24 januari 2011, kan niet volgen dat hij toen reeds op de hoogte was van de einduitspraak als bedoeld in art. 408 lid 2 Sv. Daarvan is pas sprake als verdachte bekend is met datgene wat voor hem van belang is voor de besluitvorming ten aanzien van het instellen van hoger beroep, zoals de aard of zwaarte van de bij het vonnis opgelegde straf(fen) of maatregel(en). `s Hofs oordeel dat verdachte niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep wegens termijnoverschrijding is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.