V-N 2020/45.12
Hof onderbouwt weigering overdrachtsbelastingvrijstelling bij ruziesplitsing volgens A-G onvoldoende
HR (Parket) 18-08-2020, ECLI:NL:PHR:2020:715, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Parket)
- Datum
18 augustus 2020
- Zaaknummer
20/00199
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS232528:1
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Fusie en splitsing
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:2078, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑12‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:715, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑08‑2020
- Wetingang
art. 15 lid 1 onderdeel h Wet BRv 1970
Essentie
Advocaat-generaal Wattel concludeert dat uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie EU volgt dat de fusie of splitsing niet automatisch onzakelijk is wanneer activiteiten ontbreken in een betrokken vennootschap. Als activiteiten, anders dan normaal vermogensbeheer ontbreken, impliceert dit niet dat belastingontwijking het hoofddoel is voor de splitsing.
Samenvatting
Broer en zus bezitten ieder 50% van de aandelen in G bv. De broer exploiteert via een andere bv een juweliersbedrijf dat is gevestigd in een pand van H bv, een 100%-dochtervennootschap van G bv. De verhouding tussen de broer en zus is dermate moeizaam dat sprake is van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.