Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 5.7 Volgen aanwijzingen
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
19-08-2017, Stb. 2017, 326 (uitgifte: 05-09-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2017, Stb. 2017, 362 (uitgifte: 06-10-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Het doden van dieren zonder voorafgaande bedwelming, bedoeld in artikel 2.10, vierde lid, van de wet, geschiedt overeenkomstig de door de op grond van artikel 8.1, eerste lid, van de wet aangewezen ambtenaren in het belang van de bescherming van het te doden dier gegeven aanwijzingen.
2.
De in het eerste lid, bedoelde aanwijzingen kunnen betrekking hebben op:
- a.
de gang van zaken rond het slachtproces, daaronder mede verstaan de wijze waarop en de volgorde waarin dieren worden aangeboden voor de doding;
- b.
het aantal personen dat betrokken dient te zijn bij het fixeren, doden en verbloeden van het dier;
- c.
het staken van het dodingsproces indien onvoldoende is gegarandeerd dat daarbij wordt voldaan aan de eisen van de verordening (EG) nr. 1099/2009 en van deze paragraaf.
3.
Onverminderd het tweede lid mag, naast de bij de dodingshandelingen betrokken personen en de personen die tijdens de dodingshandelingen de israëlitische of islamitische ritus verrichten, ten hoogste één persoon bij het doden aanwezig zijn.
4.
Onverminderd het eerste en tweede lid, hebben de aanwijzingen, bedoeld in het eerste lid, geen betrekking op de godsdienstige gebruiken volgens de israëlitische en islamitische ritus bij het proces van het doden zonder voorafgaande bedwelming.