RVR 2015/82
Renovatie. Kan de rechter bij een verzoek van verhuurder tot huurbeëindiging op grond van renovatie (dringend eigen gebruik) van een huurwoning in zijn oordeel rekening houden met de mogelijkheid tot verbetering van de opbrengst zonder huurbeëindiging?
HR 26-06-2015, ECLI:NL:HR:2015:1734
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 juni 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, G. de Groot
- Zaaknummer
14/01456
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS921559:1
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Huur van woonruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Huurrecht / Verplichtingen huurder en verhuurder
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:1734, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑06‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:528, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑04‑2015
- Wetingang
Art. 7:220, 7:274 lid 1 onder c BW
Essentie
Huur woonruimte. Renovatie zonder instandhouding huurovereenkomst. Structurele wanverhouding.
Verhouding art. 7:220 en 7:274 BW. Kan de rechter bij een verzoek van verhuurder tot huurbeëindiging op grond van renovatie (dringend eigen gebruik) van een huurwoning in zijn oordeel rekening houden met de mogelijkheid tot verbetering van de opbrengst zonder huurbeëindiging?
Samenvatting
Huurder huurt sinds 1 juli 1984 de tweede etage van een pand in Amsterdam en heeft recht op het gebruik van de zolderverdieping. Het pand wordt voor € 800.000 verkocht aan verhuurder. Het pand verkeert in zeer slechte staat. Door de gebreken zijn de begane ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.