Ktg. Haarlem, 31-01-2007, nr. 306454/CVEXPL06-3225
ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7818
- Instantie
Kantongerecht Haarlem
- Datum
31-01-2007
- Zaaknummer
306454/CVEXPL06-3225
- LJN
AZ7818
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2007:AZ7818, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 31‑01‑2007; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 613 Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
JIN 2007/147
Uitspraak 31‑01‑2007
Inhoudsindicatie
Arbeidsvoorwaarde. Incorporatiebeding. Wijzigingsbeding. Artikel 7:613 BW. De kantonrechter oordeelt dat het bestendige dienstrooster van eisers een arbeidsvoorwaarde is geworden. Die arbeidsvoorwaarde mag, gelet op het incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomsten van eisers, door de werkgever in beginsel eenzijdig worden gewijzigd. Klachten tegen de wijze van (het door het wijzigingsbeding voorgeschreven) overleg met de OR en tegen de totstandkoming van het instemmingsbesluit van de OR kunnen de werkgever niet worden tegengeworpen. De belangenafweging op grond van artikel 7:613 BW valt uit in het voordeel van de werkgever.
RECHTBANK HAARLEM
Sector kanton
Locatie Haarlem
zaak/rolnr. : 306454/ CV EXPL 06-3225
datum uitspraak: 31 januari 2007
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
[eisers 1 t/m 70]
eisers,
hierna te noemen: eisers,
gemachtigde: mr. E.T. Vreeburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GROUP 4 SECURICOR AVIATION SECURITY B.V.,
te Luchthaven Schiphol,
gedaagde,
hierna te noemen: G4S,
gemachtigde: mr. M. de Jong.
De procedure
Eisers hebben G4S gedagvaard op 24 maart 2006. G4S heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een vordering in reconventie ingesteld. Bij vonnis van 3 mei 2006 is een comparitie van partijen bepaald, die op 21 juni 2006 heeft plaatsgevonden. Daarna is de zaak op verzoek van partijen aangehouden ten einde een minnelijke regeling te beproeven. Partijen hebben uiteindelijk laten weten dat geen regeling tot stand is gekomen, waarna de zaak weer naar de rol is verwezen. Eisers hebben gerepliceerd, waarbij zij hun vordering hebben vermeerderd en G4S heeft gedupliceerd, waarbij zij haar reconventionele vordering heeft ingetrokken. Daarna is vonnis bepaald.
De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat in dit geding het volgende vast:
a) G4S, rechtsopvolgster van Falck Airport Security BV, houdt zich bezig met de beveiliging van de burgerluchtvaart, aanvankelijk in opdracht van de Koninklijke Marechaussee en sedert 1 april 2003 in opdracht van Luchthaven Schiphol NV. Eisers zijn allen in dienst bij G4S in de functie van visiteur en verrichten beveiligingswerkzaamheden op de luchthaven Schiphol. De collectieve arbeidsovereenkomst Falck Airport Security (hierna: de CAO) is op de arbeidsovereenkomsten met eisers van toepassing.
b) Artikel 3.5 lid 2 van de CAO luidt: “Een rooster kan slechts in overleg met de betrokken werknemers of werknemersvertegenwoordiging (OR) tot stand komen of gewijzigd worden en wordt minimaal 7 werkdagen voor aanvang van de eerste roosterperiode door de werkgever schriftelijk aan de werknemer bekend gemaakt.”.
c) Artikel 4.15 van de CAO bevat een afbouwregeling voor de werknemer in een vast rooster of met een vaste inkomensstructuur, ter compensatie van inkomensachteruitgang, als deze het gevolg is van door de werkgever buiten de schuld van de werknemer gewijzigde functie of roosters.
d) De afdeling Visitatie, waarin ongeveer 1000 personen werken, is verdeeld in de sectoren West, bestaande uit ongeveer 120 personen en waarin eisers werkzaam zijn, Zuid en Centraal. Van 1993 tot december 2005 hanteerde G4S een systeem van vijf poules waarin werknemers met een gelijke functie als eisers werden ingedeeld voor de bepaling van de aanvangstijden van het werk. Eisers waren allen werkzaam in poule 1, waarvan de werktijden vielen tussen 00.00 uur tot 07.00 uur. De aanvangstijdstippen binnen poule 1 waren 02.30 uur, 04.15 uur of 04.45 uur. De werkdagen waren vastgelegd in een jaarrooster. Voor de sectoren Zuid en Centraal gold een andere roostersystematiek.
e) Naar aanleiding van gewijzigde Europese regelgeving op het gebied van de beveiliging van de burgerluchtvaart heeft Schiphol G4S medio 2005 opdracht verstrekt ervoor zorg te dragen dat met ingang van 1 december 2005 een gewijzigde beveiligingsstructuur werd ingevoerd, waarbij de grotendeels centrale controle van passagiers en hun handbagage werd aangepast tot een decentrale controle aan de zogenoemde “gate” (hierna: gate security). G4S heeft daartoe haar roosterstructuur voor de beveiligings-werkzaamheden gewijzigd in een systeem met drie poules, waarbij gewerkt zou worden met voorwaarts roterende starttijden. In verband met de gevolgen voor de persoonlijke situatie van een aantal medewerkers is een overgangsregeling voor een periode van drie maanden getroffen, inhoudende dat G4S de werknemers van destijds poule 1, thans poule A, zo veel mogelijk op of rond de oude starttijden van poule 1 zou inzetten.
f) G4S heeft haar ondernemingsraad (OR), na informeel overleg in de maanden juli, augustus en september op 21 september 2005 om instemming met de roosterwijzigingen verzocht. De OR heeft op 22 september 2005 aan G4S laten weten in te stemmen met de roosterwijzigingen.
g) Bij brief van 13 oktober 2005 hebben eisers een alternatief voor de roosterwijziging voorgesteld. G4S heeft bij brieven van 24 november en 21 december 2005 en tijdens een gesprek tussen partijen op laatstgenoemde datum laten weten dat en waarom zij dat alternatief niet aanvaardde.
h) Met ingang van 1 december 2005 heeft G4S het gewijzigde poule systeem ingevoerd, met inbegrip van de overgangsregeling voor eisers.
i) Eisers hebben G4S voor de kantonrechter alhier gedagvaard in kort geding. Bij vonnis van 1 maart 2006 (zaak- resp. rolnummer 299423/ VV EXPL 06-22) heeft de kanton-rechter G4S bij wijze van voorlopige voorziening veroordeeld om ten aanzien van eisers de voor hen tot 28 februari 2006 geldende overgangsregeling te blijven toepassen totdat onherroepelijk in rechte is komen vast te staan dat G4S gerechtigd is ten aanzien van eisers het poule systeem te wijzigen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per eiser voor iedere dag dat G4S deze beslissing niet nakomt.
j) G4S is in hoger beroep gekomen van het kort geding vonnis, waarna het Gerechtshof Amsterdam bij arrest van 27 juli 2006 het vonnis heeft vernietigd en opnieuw rechtdoende G4S heeft veroordeeld om ten aanzien van eisers de voor hen tot 28 februari 2006 bestaande overgangsregeling te blijven toepassen gedurende de tijd dat het zomerrooster 2006 van kracht was, en eisers heeft veroordeeld tot restitutie van eventueel door G4S aan hen krachtens het vonnis betaalde dwangsommen.
De vordering
Eisers vorderen, na vermeerdering van eis, (samengevat)
A primair: G4S te verbieden de poule-wijziging, in ieder geval voor wat betreft eisers door te voeren en G4S te gebieden eisers binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis in te roosteren op hun oude starttijden, waarbij geldt dat eisers in een roosterperiode van één maand op alle genoemde starttijden naar evenredigheid worden ingeroosterd, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per eiser voor iedere dag dat G4S nalatig is betreffende eiser niet in bedoelde zin in te roosteren;
B subsidiair: idem als A, waarbij met betrekking tot de laatste dienst van 04.45 uur geldt, dat deze dienst niet later start dan 06.00 uur althans niet later dan 05.00 uur in geval van inwerkingtreding van de nieuwe Arbeidstijdenwet (wetsvoorstel 30532) op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per eiser per dag;
C meer subsidiair: G4S te gebieden eisers binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis in te roosteren op hun oude starttijden, waarbij geldt dat eisers in een roosterperiode van één maand op alle genoemde starttijden naar evenredigheid worden ingeroosterd, en waarbij met betrekking tot de laatste dienst van 04.45 uur geldt dat deze niet later start dan 06.00 uur althans niet later dan 05.00 uur in geval van inwerkingtreding van de nieuwe Arbeidstijdenwet (wetsvoorstel 30532), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 750,00 per eiser voor iedere dag dat G4S nalatig is betreffende eiser niet (de kantonrechter begrijpt: wel) in bedoelde zin in te roosteren;
D meer meer subsidiair: G4S te gebieden eisers binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in te delen in poule A en G4S te gebieden eisers eveneens binnen 24 uur na betekening van dit vonnis in een roosterperiode van één maand op alle starttijden van poule A naar evenredigheid in te roosteren, maar niet later dan 06.00 uur althans niet later dan 05.00 uur in geval van inwerkingtreding van de Arbeidstijdenwet, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
E nog meer subsidiair: G4S te gebieden de bestaande overgangsregeling op eisers toe te blijven passen totdat conform de regeling zoals opgenomen in artikel 12.8 van de CAO onherroepelijk in rechte is komen vast te staan dat G4S gerechtigd is het poule systeem te wijzigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, en voorts te verklaren voor recht dat de overgangsregeling inhoudt, dat eisers worden ingeroosterd op of rond hun oude starttijden, waarbij geldt dat eisers in een roosterperiode van één maand op alle genoemde starttijden naar evenredigheid worden ingeroosterd, en waarbij met betrekking tot de laatste dienst van 04.45 uur geldt dat deze niet later start dan 06.00 uur althans niet later dan 05.00 uur in geval van inwerkingtreding van de nieuwe Arbeidstijdenwet (wetsvoorstel 30532);
Daarnaast vorderen eisers F G4S te veroordelen tot betaling van € 13.335,25 ten titel van buitengerechtelijke incassokosten en GG4S te veroordelen in de proceskosten.
Eisers stellen daartoe - kort weergegeven - het volgende:
Eisers werken vanaf hun indiensttreding op basis van de aanvangstijdstippen 02.30 uur, 03.14 uur en 04.45 uur. Toen in 1993 het vijf poule systeem werd ingevoerd hebben zij hun werkzaamheden vanuit poule 1 verricht op deze zelfde aanvangstijden. De indeling op deze tijdstippen is, voor zover al niet overeengekomen bij indiensttreding, als een in de praktijk gegroeid gebruik onlosmakelijk deel gaan vormen van de arbeidsovereenkomst. Het gaat derhalve om een arbeidsvoorwaarde, niet louter om een werktijdenregeling. Op het jaarrooster is voorts vermeld dat de indeling in een bepaalde poule geldt tot aan de
pensioengerechtigde leeftijd, zodat sprake is van een verworven recht.
Het gaat derhalve om een eenzijdige wijziging door G4S van de inhoud van de tussen eisers en G4S gesloten arbeidsovereenkomsten. Daarin is geen eenzijdig wijzigingsbeding opgenomen dus G4S is tot eenzijdige wijziging niet bevoegd.
Zelfs indien G4S bevoegd is tot wijziging van het poule systeem, ontbreekt haar een zwaarwegend belang daartoe. Het argument dat G4S door Schiphol genoodzaakt is tot de onderhavige wijziging van het poule systeem vanwege de (her-)invoering van gate security gaat niet op, want tot vijf jaar geleden voerden eisers – in het vijf poule systeem - ook gate security uit zonder problemen. Eisers betwisten voorts dat door invoering van gate security minder vroege diensten nodig zijn. Voor zover G4S ook andere werknemers dan eisers in aanmerking wil laten komen voor de toeslagen die thans alleen hun te beurt vallen, stellen zij dat die werknemers bij aanvang van het dienstverband al wisten in welke poule zij zouden gaan werken en dus wisten zij ook of zij als gevolg van de poule indeling aanspraak zouden hebben op toeslagen wegens nachtdiensten en dergelijke. Dat voor alle werknemers dezelfde regeling behoort te gelden is voorts geen zwaarwichtig belang voor wijziging van een arbeidsvoorwaarde.
Voor eisers daarentegen bestaan zwaarwegende belangen bij handhaving van het vijf poule systeem. Hun bezwaren tegen wijziging daarvan betreffen voor allen in ieder geval
- het niet hebben van een vaste structuur in het nieuwe systeem, waardoor het privé leven van eiseres wordt ontregeld;
- het feit dat zij hun leven hebben ingericht op de aanvangstijden van poule 1 waardoor bijvoorbeeld sociale verplichtingen niet meer zouden kunnen worden nagekomen;
- de ontregeling van de biologische klok door de roterende starttijden;
- het minder ontvangen van toeslagen, dus loonverlies.
Voor een aantal eisers geldt voorts het probleem van kinderopvang, het nauwelijks meer kunnen zien van de levenspartner en het probleem van niet voorhanden zijnd openbaar vervoer voor woon-werkverkeer, terwijl anderen juist een auto hebben aangeschaft voor het woonwerkverkeer op momenten dat het openbaar vervoer niet rijdt.
Eisers stellen voorts dat de instemming van de OR nog niet meebrengt dat zij de wijziging tegen zich hebben te laten gelden, en bovendien stellen zij dat sprake is van gebrekkige besluitvorming door de OR. De OR is onzorgvuldig omgegaan met een door haar gehouden achterban enquête en met de resultaten daarvan. Ook G4S heeft onzorgvuldig gehandeld in deze, aangezien zij bij haar instemmingsverzoek de gevolgen van het voorgenomen besluit voor de werknemers onvoldoende duidelijk aan de OR heeft voorgelegd.
Het verbetervoorstel van eisers, inhoudende een splitsing van poule A in A1 (02.00 tot 07.00 uur) en A2 (06.00 tot 10.00 uur), waarbij eisers in poule A1 zouden worden ingedeeld, beperkt de nadelige gevolgen voor hen en verliest het doel van de verandering niet uit het oog. Eisers zien niet waarom dit ten koste zou gaan van andere werknemers. Die andere werknemers hadden in het oude systeem immers ook geen toeslagen wegens vroege diensten; voor hen verandert er dus niets.
De overgangsregeling biedt onvoldoende soulaas en bovendien komt G4S deze stelselmatig niet na.
Eisers stellen ten slotte dat zij in verband met hun inspanningen om buiten rechte hun vordering te incasseren recht hebben op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
Het verweer
G4S werpt allereerst op dat eisers niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen nu zowel in de arbeidsovereenkomsten als in de CAO is bepaald dat geschillen dienen te worden beslecht door de geschillencommissie. Weliswaar is die commissie er nog niet maar die kan op korte termijn worden geïnstalleerd.
Ten aanzien van tien eisers die niet partij waren in het kort geding voert G4S aan dat zij tot het uitbrengen van de dagvaarding geen formeel bezwaar hebben gemaakt tegen de gewijzigde inroostering en sinds 1 maart 2006 zonder problemen worden ingezet volgens de nieuwe roostersystematiek, zodat zij hun rechten hebben verwerkt en hun vorderingen in deze procedure reeds om die reden moeten worden afgewezen.
De werkgever mag werktijden met inachtneming van het bepaalde in de wet op de ondernemingsraden eenzijdig aanpassen, aldus G4S. Zij betwist dat de werktijden deel vormen van de arbeidsovereenkomst en dus als het ware een arbeidsvoorwaarde zijn geworden die niet zonder instemming van eisers kan worden gewijzigd. Zij heeft met eisers geen afspraken gemaakt over de tijden waarop de werkzaamheden worden verricht. Er is geen sprake van een verworven recht om op bepaalde uren te worden ingezet; de roosters worden ieder jaar opnieuw vastgesteld en bovendien is daarop vermeld dat werknemers aan dat rooster geen rechten kunnen ontlenen.
De individuele arbeidsovereenkomsten bevatten bovendien een incorporatiebeding met betrekking tot de CAO en artikel 3.5 van de CAO bepaalt dat een rooster in overleg met de betrokken werknemers of werknemersvertegenwoordiging (OR) gewijzigd kan worden.
Zij is dus bevoegd tot het wijzigen van dienstroosters en heeft de met de vakorganisatie overeengekomen procedure gevolgd voor die wijziging. Afspraken met de OR over het wijzigen van de werktijden krijgen daardoor CAO werking, en de CAO is geïncorporeerd in de individuele arbeidsovereenkomsten. Daarbij komt dat degenen die lid zijn van een van de CAO-sluitende partijen de wijziging van de werktijden zoals overeengekomen met de OR conform de in de CAO neergelegde procedure, tegen zich moeten laten gelden ongeacht of in de individuele arbeidsovereenkomst een wijzigingsbeding is overeengekomen. G4S weerspreekt de stelling dat de OR-procedure niet zorgvuldig is geweest en dat zij de OR onvoldoende heeft ingelicht over de persoonlijke gevolgen van de wijziging voor iedere werknemer.
Ook het bestaan van de in de CAO vermelde afbouwregeling duidt erop dat de wijziging van de roosters geen wijziging van de arbeidsovereenkomst inhoudt maar een nadere concretisering ervan. Artikel 7:613 BW is hier dus niet van toepassing.
Zelfs als artikel 7:613 BW wel van toepassing is, is de wijziging van het poule systeem terecht doorgevoerd omdat G4S daartoe een zwaarwichtig belang heeft.
Een gevolg van de wijziging van centrale naar decentrale controles is dat de vraag van Schiphol naar vroege diensten aanzienlijk is verminderd en bovendien de dagelijkse begintijden van de diensten naar een later tijdstip verschuiven. De controles vinden thans pas vlak voor het aan boord gaan plaats, terwijl dat voor 1 december 2005 al direct na het inchecken voor het betreden van het “tax free” gebied gebeurde. Bovendien zijn er tijdens de winterperiode van 1 oktober tot 1 april van elk jaar minder vroege vluchten dan in de zomerperiode. Bij de toenemende veiligheidskosten staat G4S onder druk van Schiphol om zo efficiënt mogelijk te plannen. De vergelijking die eisers maken met een eerdere periode waarin gate security werd uitgevoerd in het vijf poule systeem gaat niet op; de opdrachtgever was destijds de Koninklijke Marechaussee voor welke de marge voor de aan te leveren diensten veel ruimer was. Schiphol vereist een zo goedkoop en efficiënt mogelijke planning en indeling en betaalt als commerciële instelling uitsluitend voor de werkelijk aangevraagde diensten.
De afdeling Visitatie is de afgelopen jaren enorm in aantal medewerkers gegroeid. Een eenduidig planningssysteem, waarbij medewerkers zoveel mogelijk worden ingezet volgens een eenduidige planning op basis van de aanvraag van Schiphol is onvermijdelijk.
De roosterwijziging komt daarnaast voort uit de noodzaak de werktijden voor werknemers in de nachtdienst meer in lijn te brengen met de dwingende regelgeving van arbeidstijden en –omstandigheden.
De wijziging naar een drie poule structuur geldt voor alle medewerkers van de afdeling Visitatie. Als voor eisers een uitzondering zou moeten worden gemaakt is niet in te zien waarom die niet voor andere werknemers zou gelden. Alsdan ontstaat er een onwerkbare situatie voor G4S omdat zij op individuele basis zou moeten gaan inroosteren.
G4S be- en weerspreekt deels de bezwaren die eisers hebben opgesomd en voor zover zij deze onderkent voert zij aan, dat deze niet zo ingrijpend en niet onoverkomelijk zijn. G4S heeft bovendien toegezegd dat vooralsnog niet later zal worden gestart dan 08.00 uur. Voor de enkeling die aantoonbare zwaarwegende persoonlijke omstandigheden kan aandragen waarom hij of zij ook na 1 maart 2006 de privé situatie niet heeft kunnen aanpassen aan de roosterwijziging, heeft G4S in overleg met de OR een procedure ingericht. In de besluitvorming is dus rekening gehouden met bijzondere situaties waarvoor een toetsingskader in het leven is geroepen. Zij wijst er in dit verband op dat eisers er zelf voor hebben gekozen werkzaam te zijn in een dynamische en veranderingsgevoelige omgeving.
G4S heeft tegen het verbetervoorstel aangevoerd dat daardoor het tijdvenster voor eisers wordt teruggebracht tot 5 uren terwijl voor alle overige ongeveer 900 werknemers dat venster aanmerkelijk ruimer is. Bovendien ligt de piek van de starttijden voor Poule A tussen 06.00 en 08.00 uur. G4S heeft nog aangeboden de starttijd niet na 08.00 uur te laten aanvangen maar eisers hebben dat voorstel afgewezen.
G4S verzet zich ten slotte tegen de vordering van buitengerechtelijke incassokosten. Er is geen schade gesteld, waarvan de vergoeding moet worden geïncasseerd. Bovendien zijn de aangegeven kosten niet reëel. Een drietal brieven en één bespreking rechtvaardigen niet het gevorderde bedrag. Bovendien rekenen de betrokken advocaten van het kantoor van eisers gemachtigde driedubbele uren voor bestudering van stukken en overleggen zij onderling opmerkelijk veel. Er is geen reden G4S met die kosten op te zadelen. Bovendien heeft een aantal eisers een rechtsbijstandsverzekering. De gepretendeerde kosten kunnen de redelijkheidstoets dan ook niet doorstaan, aldus G4S. Subsidiair voert zij aan dat hooguit op basis van het rapport Voorwerk II € 904 voor vergoeding in aanmerking zou komen (2 x € 452). Voor zover er kosten zijn gemaakt zijn deze aan te merken als proceskosten.
Ook de vermeerderde eis weerspreekt G4S gemotiveerd. Voor zover nodig wordt daarop bij de beoordeling ingegaan.
Op grond van hetgeen hiervoor is weergegeven concludeert G4S tot afwijzing van de vordering in alle onderdelen.
De beoordeling van het geschil
Het preliminaire verweer van G4S dat eisers niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen omdat zij zich tot de geschillencommissie hadden moeten wenden wordt verworpen, reeds nu tussen partijen vast staat dat een zodanige commissie nimmer in het leven is geroepen.
Ook het betoog van G4S dat tien door haar met name genoemde eisers hun recht om tegen de wijziging van het poule systeem opkomen hebben verwerkt, omdat zij geen partij waren bij het kort geding en inmiddels werken volgens het nieuwe poule systeem zonder formeel protest te hebben ingediend, treft geen doel. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop onvoldoende. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij G4S het vertrouwen is gewekt dat deze tien eisers niet zouden gaan protesteren of die maken dat G4S in haar positie onredelijk wordt benadeeld doordat zij zich hebben aangesloten bij de door de andere eisers kenbaar gemaakte bezwaren, zijn gesteld noch gebleken. Daarbij is denkbaar, dat eventuele bezwaren voor hen pas na enige tijd werkzaam te zijn geweest volgens het nieuwe poule systeem met voorwaarts roterende/roulerende aanvangstijden, voelbaar zijn geworden.
Voor goed begrip diene dat partijen met voorwaarts roterende respectievelijk voorwaarts roulerende aanvangstijden in dit verband hetzelfde bedoelen, te weten dat binnen het tijdsraam van een poule de aanvangstijden voorwaarts opschuiven in een vooraf bepaalde periode.
Arbeidsvoorwaarde?
Partijen verschillen van mening over de vraag, of de omstandigheid dat eisers gedurende vele jaren uitsluitend in poule 1 met de daarbij behorende variabele aanvangstijden hebben gewerkt, mee brengt dat sprake is van een arbeidsvoorwaarde, inhoudende dat zij uitsluitend op de in het tijdraam van poule 1 passende tijden kunnen worden ingedeeld.
Als onweersproken staat vast dat eisers vanaf hun indiensttreding op telkens dezelfde, beperkt variabele begintijden zijn ingeroosterd en dat, toen in 1993 het vijf poule systeem werd ingevoerd, zij - voor zover toen reeds in dienst - hun werk binnen poule 1 op diezelfde tijdstippen bleven aanvangen. Ook toen Schiphol de opdrachtgever van G4S werd bracht dat geen verandering in de beperkt variabele aanvangstijden, met de daarbij behorende financiële voordelen. Gelet hierop dient de jarenlang ongewijzigde inroostering binnen het tijdraam van laatstelijk poule 1 als een verworven recht en aldus als onderdeel van de individuele arbeidsovereenkomsten met eisers te worden beschouwd. Dat in die arbeidsovereenkomsten zelve geen afspraken over werktijden zijn vermeld, zoals G4S aanvoert, doet hieraan niet af.
Ook de omstandigheid dat de roosters ieder jaar opnieuw worden vastgesteld maakt dit niet anders; het jaarrooster dient er immers toe vast te stellen welke de werkdagen van iedere werknemer zijn, terwijl de inroostering op die werkdagen per maand werd bekend gemaakt. De mededeling op de jaarrooster, dat daaraan geen rechten kunnen worden ontleend, doet dus niet ter zake. Waar het om gaat is dat in die maandelijkse dienstroosters eisers bestendig op de aanvangstijden 02.00, 04.15 en 04.45 uur werden ingedeeld.
Gelet hierop verenigt de kantonrechter zich met het voorlopig oordeel van de kantonrechter in kort geding, dat de indeling van eisers op de werktijden van poule 1 als onderdeel van de arbeidsovereenkomsten met eisers dient te worden beschouwd.
Bevoegdheid tot wijziging?
Dat de poule indeling een onderdeel van de arbeidsovereenkomsten vormt betekent evenwel niet, dat G4S niet bevoegd is tot wijziging van de werktijden. De arbeidsovereenkomsten van eisers bevatten een - tussen partijen niet ter discussie staand - incorporatiebeding, dat bepaalt dat de CAO toepasselijk is. Artikel 3.5 van de CAO geeft G4S de bevoegdheid om het dienstrooster te wijzigen, in overleg met de werknemers of de OR. De stelling van eisers, dat geen (eenzijdig) wijzigingsbeding is overeengekomen, wordt dan ook verworpen.
De door eisers in dit kader aangehaalde jurisprudentie mist hier belang, omdat in de betreffende zaken ofwel geen sprake was van een (schriftelijk overeengekomen) wijzigingsbeding, ofwel het een wijzigingsbeding betrof met een andere strekking dan het onderhavige.
Zoals voorts G4S terecht betoogt, duidt ook de in de CAO opgenomen afbouwregeling erop dat de werkgever een dienstrooster - ook indien dit langdurig ongewijzigd is geweest - kan wijzigen. De afbouwregeling dient er immers juist toe, de nadelige financiële gevolgen van zodanige wijziging voor de werknemers op de in de CAO aangegeven wijze te doen afnemen.
Wijziging indeling eisers toegestaan?
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat wijziging van de poule-indeling onder de werkingssfeer van artikel 7: 613 BW valt. Dat aan G4S als werkgever gezags- en instructierecht toekomt met betrekking tot de uitvoering van de functie van visiteur doet hieraan niet af. Tussen partijen is niet in geschil dat het G4S in zijn algemeenheid vrij staat het door haar gehanteerde systeem van indeling van de visiteurs, als gevolg van de gewijzigde opdracht van Schiphol tot herintroductie van gate security, aan te passen.
De door G4S gewenste aanpassing dient echter overeenkomstig de daartoe in de CAO en de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) bepaalde regels te geschieden en dient tevens de toets van artikel 7:613 BW te kunnen doorstaan.
Overleg en besluitvorming en instemming OR
Op grond van artikel 3.5 van de CAO kan G4S alleen in overleg met de werknemers of de OR, die daartoe door genoemd CAO-artikel als werknemersvertegenwoordiging wordt aangewezen, overgaan tot het wijzigen van de roosters. G4S heeft de OR in juli 2005 over het voorgenomen besluit geïnformeerd en in juli, augustus en september 2005 overleg met de OR gevoerd. De OR heeft een themadag over het onderwerp voor de werknemers georganiseerd, heeft een enquête over het onderwerp onder de werknemers gehouden, heeft het onderwerp driemaal in vergadering besproken en heeft het besluit besproken in de overlegvergadering tussen OR en de bestuurder van G4S.
Het vereiste overleg is dus gevoerd en de OR heeft in dat kader geen formeel bezwaar gemaakt tegen het voorgenomen besluit. Eisers hebben gesteld dat de OR in dit kader onzorgvuldig te werk is gegaan. Voor zover deze stelling betrekking heeft op het overleg van de OR in haar hoedanigheid van werknemersvertegenwoordiger op grond van de CAO geldt dat dit een kennelijk geschil tussen eisers en de OR betreft over de wijze van overlegvoering binnen de OR. Die omstandigheid kan niet aan G4S worden tegengeworpen, tenzij G4S hiervan een verwijt valt te maken. Dit is echter niet gesteld of gebleken. Derhalve kunnen eisers in redelijkheid thans niet terugkomen op de uitkomst van het overleg, te weten dat de OR uiteindelijk tegen het voorgenomen besluit geen bezwaar heeft gehad.
Hetgeen eisers hebben gesteld ten aanzien van de totstandkoming van het instemmingsbesluit doet niet af aan de geldigheid van dat besluit, reeds omdat in de stellingen van eisers geen beroep op de kennelijke onredelijkheid van dat besluit valt te lezen en het besluit ook anderszins niet op enigerlei wijze is aangetast. Daarom bestond voor G4S ook geen aanleiding om gebruik te maken van haar bevoegdheid op grond van artikel 27 lid 4 WOR. Voor het overige zien de klachten van eisers op de wijze van besluitvorming door de OR. Dat G4S daarop enige (onaanvaardbare) invloed heeft gehad is echter gesteld noch gebleken zodat op die grond de klachten evenmin aan G4S kunnen worden tegengeworpen.
Belangenafweging op grond van artikel 7:613 BW
Dat G4S belang heeft bij wijziging van de poulestructuur om tegemoet te komen aan de op de gewijzigde Europese regelgeving gebaseerde opdracht van Schiphol tot gate security, is niet in geschil. Eisers stellen echter dat dit doel kan worden bereikt zonder dat zij daarvan nadelige gevolgen ondervinden. De belangen van eisers bij handhaving van de reeds jaren bestendige indeling zijn evenzeer evident.
G4S voert aan, een zodanig zwaar belang bij de door haar gewenste, en inmiddels doorgevoerde, wijziging van de poulestructuur te hebben dat bedoelde belangen van eisers daarvoor hebben te wijken.
Ter onderbouwing hiervan geeft G4S onder meer aan dat als gevolg van de decentralisatie van de veiligheidscontroles, de vraag van Schiphol naar vroege diensten (tussen 02.00 en 05.00 uur) aanzienlijk is teruggelopen, omdat de controle aan de gate pas vlak voor het aan boord gaan plaatsvindt. De kantonrechter acht dit aannemelijk. De centrale controle na het inchecken en voor het betreden van het tax free gebied kan immers uren eerder plaatsvinden dan het moment waarop de passagiers van de betreffende vluchten aan boord gaan. Eisers hebben betoogd dat tot vijf jaar geleden ook gate security plaatsvond en het vijf poule systeem toen geen enkel probleem vormde. Zij hebben evenwel het betoog van G4S dat die vergelijking mank gaat omdat deze destijds een niet-commerciële opdrachtgever had terwijl Schiphol slechts op basis van ingezette uren betaalt en niet per in dienst zijnde visiteur zoals destijds de Koninklijke Marechaussee, niet weersproken.
Evenzeer aannemelijk is, dat de vraag van Schiphol naar diensten in het algemeen en dus ook vroege diensten in de winterperiode, waarin aanzienlijk minder chartervluchten worden uitgevoerd dan in de zomerperiode, nog verder terugneemt. G4S heeft de twijfel die eisers op dit punt opwerpen voldoende weerlegd (conclusie van antwoord 91 e.v.). Voor de hand ligt ook, dat de planning lastiger is geworden, omdat de inzet van visiteurs dient te worden afgestemd op het aantal vluchtbewegingen, dit nog afgezien van het gegeven dat het aantal personeelsleden van de afdeling Visitatie de afgelopen jaren is toegenomen. Ten slotte acht de kantonrechter ook aannemelijk dat Schiphol gezien de door de verscherpte beveiligingseisen toenemende kosten een hoge druk op G4S legt om haar medewerkers zo efficiënt mogelijk in te zetten, rekening houdend met de vraag, en om de structuur van de werkzaamheden eenduidig en overzichtelijk te houden, welke druk voor G4S nog wordt versterkt door de hete adem van de concurrentie. Dat het onwenselijk is om voor alleen eisers, anders dan voor de ongeveer 900 collega-visiteurs, een afwijkende roosterstructuur in stand te houden of te creëren, spreekt daarbij voor zich.
Bij dit alles is van belang dat met de nieuwe eenduidige roosterstructuur de gelijkheid van de visiteurs onderling gewaarborgd wordt, ook wat betreft het recht op een toeslag wegens vroege diensten, en de gewijzigde roosters beter aansluiten bij de dwingende regelgeving betreffende arbeidsomstandigheden en de inmiddels aangenomen en binnenkort vigerende Arbeidstijdenwetgeving, zoals G4S heeft betoogd en eisers niet gemotiveerd hebben weersproken.
G4S heeft het door eisers aan G4S gedane verbetervoorstel, waarbij zij hun oude starttijden zouden behouden, op goede gronden verworpen. Dat voorstel leidt tot rechtsongelijkheid, omdat alleen voor eisers, anders dan voor de overige ongeveer 900 werknemers, een aanmerkelijk geringere voorwaartse roulatie zou plaatsvinden en de daarbij behorende toeslagen aan hen, en daarmee niet aan collega’s die anders ook de vroege diensten kunnen draaien, toevallen. Ook doet het voorstel geen recht aan de niet concreet betwiste omstandigheid dat de piek van de starttijden bij gate security tussen 06.00 en 08.00 uur ligt. Het argument van eisers dat uit het langdurig hanteren van de overgangsregeling blijkt dat het “oude” systeem kan worden gehandhaafd snijdt geen hout. Dat dit organisatorisch en financieel voor G4S problematisch is heeft zij immers voldoende aangetoond; dat zij door het kort geding vonnis langere tijd dan zij wenste gehouden is de regeling voort te zetten kan haar in dit verband niet worden tegengeworpen.
De conclusie uit het hetgeen hiervoor is overwogen luidt dat G4S een zwaarwegend belang heeft bij de door haar voorgestane wijziging van de roostersystematiek.
Het daartegenover staande algemene belang van eisers bij het behoud van hun “oude” werktijden is het gegeven dat zij hun manier van leven daarop hebben aangepast.
Vooropgesteld moet echter worden dat eisers, zoals G4S terecht heeft aangevoerd, er zelf voor hebben gekozen werkzaam te zijn in een dynamische en veranderingsgevoelige omgeving. Dat brengt reeds mee dat van eisers een zekere flexibiliteit moet kunnen worden verlangd.
De argumenten die naar eisers stellen voor hen allen gelden betreffen het niet hebben van een vaste structuur in de werktijd en bijgevolg in het privé leven, het eventueel niet meer kunnen nakomen van sociale verplichtingen, de ontregeling van de biologische klok en het minder ontvangen van toeslagen. Met betrekking tot al deze argumenten geldt dat deze bezwaren, hoe reëel ook, in hun algemeenheid niet onoverkomelijk zijn, te meer waar eisers inmiddels een jaar de tijd hebben gehad om hun privé leven aan het iets ruimere dan het vorige tijdraam aan te passen. In dit verband is ook niet goed te begrijpen waarom eisers het voorstel van G4S hebben afgewezen, om de starttijd voor hen voorlopig niet na 08.00 te laten aanvangen, dus slechts een uur na de formeel laatste tijd van poule 1. Voor degenen die menen dat voor hen de consequenties van de roosterwijziging aantoonbaar onoverkomelijk zijn is voorts een commissie in het leven geroepen tot wie diegenen zich kunnen wenden om te bezien of en zo ja hoe hun probleem kan worden verholpen. Voor beoordeling van zodanige individuele gevallen leent de onderhavige procedure zich niet. Voor zover die beoordeling zou leiden tot de conclusie dat de roosterwijziging voor een of meer eisers daadwerkelijk onoverkomelijk is, betekent dat nog niet dat de roosterwijziging als geheel, waarvan het zwaarwegende belang van G4S daarbij reeds is vastgesteld, als gevolg daarvan in redelijkheid niet aan de eisers kan worden opgelegd.
De slotsom luidt dat G4S bij de door haar gewenste wijziging van de poule structuur een zodanig zwaarwichtig belang heeft dat het belang van eisers daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Eisers zullen dan ook, hoewel hun stelling dat de instemming van de OR met deze wijziging op de voet van artikel 27 lid 2 WOR niet zonder meer meebrengt dat zij de wijziging tegen zich hebben te laten gelden op zichzelf genomen juist is, de wijziging dienen te aanvaarden, een en ander voor zover in een individueel geval de daartoe in het leven geroepen commissie niet anders beslist.
Gevolg daarvan is dat de vordering in alle onderdelen dient te worden afgewezen, te meer waar eisers bij de gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van de overgangsregeling geen belang hebben, nu die regeling ingevolge het arrest van het Hof Amsterdam inmiddels is vervallen.
De proceskosten komen voor rekening van eisers omdat dezen in het ongelijk worden gesteld.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt eisers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van G4S tot en met vandaag worden begroot op € 1.500,00 wegens gemachtigdensalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr C.E. van Oosten-van Smaalen en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.