Hof Arnhem-Leeuwarden, 10-11-2015, nr. 200.137.575/01
ECLI:NL:GHARL:2015:8503
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
10-11-2015
- Zaaknummer
200.137.575/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2015:8503, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 10‑11‑2015; (Hoger beroep)
ECLI:NL:GHARL:2015:2523, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 07‑04‑2015; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR 2015/2242
AR-Updates.nl 2015-1133
VAAN-AR-Updates.nl 2015-1133
AR 2015/600
AR-Updates.nl 2015-0349
VAAN-AR-Updates.nl 2015-0349
Uitspraak 10‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht, loonvordering. Eindarrest als vervolg op ECLI:NL:GHARL:2015:2523.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.137.575/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 541031 / CV EXPL 12-13752)
arrest van 10 november 2015
in de zaak van
1. [appellant] ,
hierna: [appellant],
2. [appellante] ,
hierna: [appellante],
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. J.A. de Waard, kantoorhoudend te Goes,
tegen
Stichting Teen Challenge Nederland,
gevestigd te Veelerveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Teen Challenge,
advocaat: mr. J.C. Zevenberg, kantoorhoudend te Rijswijk (ZH).
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 7 april 2015 hier over.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Ingevolge het vermelde tussenarrest hebben beide partijen op 12 mei 2015 een akte genomen. Daarbij hebben beide partijen producties gevoegd. [appellanten] hebben in hun akte hun vordering betreffende niet-genoten vakantiedagen verminderd.
1.2
[appellanten] hebben vervolgens een antwoordakte genomen. Teen Challenge heeft uitdrukkelijk afgezien van antwoordakte.
1.3
Vervolgens hebben partijen (Teen Challenge: aanvullend) de stukken gefourneerd voor het wijzen van arrest, en het hof heeft arrest bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1
In genoemd tussenarrest is Teen Challenge in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag met welke functie uit de cao GGZ de functie van [appellante] in de avv-periode overeenkomt.
Om haar moverende redenen, waaronder het tijdsverloop, maar ook de kosten van onderzoek in relatie tot de hoogte van de loonvordering van [appellante] (€ 1.032,- bruto), heeft Teen Challenge van een inhoudelijke beantwoording van deze vraag afgezien. Voor zover Teen Challenge in haar akte bedoelt te betogen dat [appellante] , door zes jaar na de avv-periode haar vordering in te stellen, de positie van Teen Challenge heeft bemoeilijkt, verwerpt het hof dat betoog. Zoals in het tussenarrest is overwogen, rustte op Teen Challenge als werkgeefster de verplichting om de functies van haar werknemers te waarderen. Teen Challenge wist in 2007, blijkens een door haarzelf als productie 1 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg overgelegd rapport, dat het ontbreken van werkomschrijvingen, functieprofielen en uitgeschreven mandaten knelpunten waren. Zij was dus gewaarschuwd.
Overigens heeft Teen Challenge zich bij memorie van antwoord niet verweerd met de stelling dat zij door tijdverloop op dit punt in bewijsnood is gekomen, zodat dit beroep in dit stadium van de procedure in strijd is met de tweeconclusieregel.
Het hof zal daarom het bedrag van € 1.032 bruto als onvoldoende gemotiveerd betwist toewijzen.
2.2
Met betrekking tot zijn loonvordering mocht [appellant] zich nog uitlaten over de ingangsdatum van zijn functie als projecteider en over het verweer van ontbrekende functiejaren. [appellant] heeft bij zijn akte een informatiefolder uit 2006 en een organisatieschema uit 2004 overgelegd, waaruit blijkt dat hij al medio 2005 als projectleider werd omschreven, en daarvoor als clustermanager. Volgens [appellant] blijkt hieruit dat hij ook over de vereiste functiejaren beschikt.
Teen Challenge heeft afgezien van antwoordakte. Daardoor is de onderbouwing van de loonvordering van [appellant] onbetwist gebleven. Het hof zal het gevorderde bedrag van
€ 2.314,- bruto daarom toewijzen.
2.3
Bij hun akte hebben [appellanten] alsnog de ontbrekende roosterpagina over de periode van 17 juli tot en met 6 augustus 2006 overgelegd. Nu Teen Challenge daar niet meer op is ingegaan, houdt het hof het ervoor dat de daaruit volgende datumgegevens overeenkomen met de gegevens die zijn gebruikt voor de berekening van de onregelmatigheidstoeslag (producties 3 en 4 bij dagvaarding in eerste aanleg). Teen Challenge heeft bij memorie van antwoord onder randnummer 10 terecht opgemerkt dat [appellant] hiervoor ten onrechte een verzamelbedrag heeft gevorderd in plaats van € 784,34 bruto. Het hof zal laatstgenoemd bedrag toewijzen aan [appellant] en aan [appellante] het door haar gevorderde bedrag van € 533,74,- bruto, waarvan de omvang niet is betwist.
2.4
[appellant] heeft zijn vordering betreffende bereikbaarheidsdiensten nader toegelicht en, onder verwijzing naar het rooster, aangevoerd dat genoemde [X] slechts beperkt beschikbaar was. Teen Challenge heeft dit onweersproken gelaten. Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn vordering op dit punt voldoende onderbouwd heeft, zodat het gevorderde bedrag van € 1.009,- bruto toewijsbaar is.
2.5
Het hof wijst de vordering met betrekking tot overuren af. [appellanten] hebben niet aangevoerd dat meerwerk door Teen Challenge werd opgedragen en/of dat daar in de loop der tijd nadere afspraken tussen partijen over zijn gemaakt, nadat [appellanten] aanvankelijk vrijwillig buitengewoon veel tijd hebben ingezet voor het werk op De Spetse Hoeve. Uit de stukken waarmee zij dit onderdeel van hun vordering onderbouwen (met name productie 16 en 17 bij dagvaarding in eerste aanleg) blijkt niet meer dan dat zij in de weken 35 tot en met 41 van 2009 het aantal overuren hebben genoteerd en deze hebben opgeteld bij een kennelijk reeds bestaand saldo, en dat zij dit saldo per e-mailbericht van 11 september 2009, herhaald op 22 oktober 2009, hebben doorgegeven aan toenmalig leidinggevende mw. [Y] . Ook is niet gebleken van een toezegging van mw. [Y] of Teen Challenge om die uren uit te betalen. [appellanten] hebben voor het eerst in hun akte gerept over een betalingstoezegging door [Z] , maar die bewering is niet geconcretiseerd en een concreet bewijsaanbod ontbreekt.
2.6
De omvang van de gevorderde bedragen aan eindejaarsuitkering over de avv-periode in 2006 is, gegeven de hoogte van het loon, niet betwist. Deze posten zijn toewijsbaar.
2.7
[appellanten] hebben het saldo van de niet-genoten vakantiedagen, waarvan zij vergoeding vorderen, bij akte verminderd met het oog op art. 7:635 lid 4 BW zoals dat luidde tot 1 januari 2012.
Zij waren ziek van januari 2007 tot en met september 2007 en hebben, gelet op voormeld wetsartikel, in dat jaar over 9 maanden vakantie opgebouwd. Teen Challenge heeft niet betwist dat de jaarlijkse vakantieaanspraak 28 dagen bedroeg. Over 2007 hadden [appellanten] daarom recht op 21 respectievelijk 10,5 vakantiedagen, waarvan er drie zijn genoten, zodat een saldo van 18 respectievelijk 7,5 dagen uit 2007 resteerde. Het hof acht deze berekening over 2007 juist.
Over 2008 vorderen zij vergoeding voor ieder 5 niet genoten vakantiedagen. Teen Challenge mocht tegenbewijs leveren tegen dit aantal, maar heeft dat over 2008 niet specifiek gedaan.
Tegen het aantal openstaande vakantiedagen over 2009 en 2010 heeft zij bij akte ingebracht dat [appellant] zich op 20 oktober 2009 ziek heeft gemeld en [appellante] op 29 oktober 2009, waarna zij vervolgens tot 1 mei 2010, de datum waarop hun arbeidsovereenkomsten zijn ontbonden, arbeidsongeschikt zijn gebleven. Over deze gehele periode hebben zij daarom volgens Teen Challenge geen vakantiedagen opgebouwd.
Het hof wijst erop dat die stelling niet geheel juist is; er werden onder art. 7:635 lid 4 oud BW immers wel vakantiedagen opgebouwd gedurende de laatste 6 maanden, derhalve weer vanaf 1 november 2009 tot einde dienstverband.
Dat betekent dat er voor [appellante] geen "gat" van betekenis was, waarin geen vakantiedagen werden opgebouwd. Voor [appellant] is dat "gat" er wel, hetgeen naar het oordeel van het hof meebrengt dat er 1 dag in 2009 minder vakantie is opgebouwd dan waarvan [appellant] is uitgegaan.
Daarmee komt de claim van [appellant] over de periode 2007 tot 1 mei 2010 uit op 18+5+12+9,5 is totaal 44,5 niet-genoten vakantiedagen, en voor [appellante] op 7,5+5+6+7,5, in totaal 26 niet-genoten vakantiedagen.
2.8
Teen Challenge heeft zich er nog op beroepen dat, gelet op de grote mate van zelfstandigheid van de medewerkers binnen De Spetse Hoeve, van haar geen beter gemotiveerde betwisting mag worden verlangd dan de ontkenning dat nog zoveel vakantiedagen openstaan.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit de stukken blijkt afdoende dat De Spetse Hoeve in de bewuste jaren in feite een 'vol continu bedrijf' was met een tekort aan medewerkers. Als gevolg daarvan dienden de werknemers hun vakanties goed op elkaar af te stemmen. Dat betekent dat daarover duidelijke onderlinge afspraken moeten zijn gemaakt. Het mag zo zijn dat Teen Challenge ervoor heeft gekozen die afspraken niet te registreren, maar dat heeft niet als oorzaak dat zij in redelijkheid geen toezicht kon houden op de onderlinge afspraken.
Het hof is van oordeel dat Teen Challenge het aantal van 44,5 respectievelijk 26 openstaande vakantiedagen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist en aldus niet is geslaagd in het tegenbewijs, zodat [appellanten] terecht een vergoeding voor die dagen vorderen.
Het hof zal voor de waarde van een vakantiedag van [appellant] uitgaan van € 95,28 welk bedrag correspondeert met zijn berekening bij dagvaarding in eerste aanleg (5002 gedeeld door 52,5) en voor [appellante] van € 70,07 (2102 gedeeld door 30). Teen Challenge heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit dagloon correct is.
2.9
Zoals in het tussenarrest is overwogen is van de reiskosten van [appellant] € 578,71 toewijsbaar. De overige reiskosten uit de jaren 2009 en 2010 worden afgewezen, zoals uit dat tussenarrest volgt.
2.10
Gelet op het voorgaande komen de volgende bruto bedragen toe aan [appellanten] :
Vordering [appellant] [appellante]
Nabetaling salaris cao | € 2.314,- | € 1.032,- |
Onregelm. toeslag cao | € 784,34 | € 533,74 |
Eindejaarsuitk. cao | € 318,- | € 108,33 |
Bereikbaarheidsdiensten | € 1.009,- | € - |
Overuren | € 0 | € 0 |
Niet genoten vakantiedagen | € 4.239,96 | € 1.821,73 |
Kilometervergoeding | € 578,71 | € 0 |
Totaal | € 9.244,01 | € 3.495,80 |
3.11
Het hof matigt de wettelijke verhoging over de totale bruto bedragen tot 10%, nu het gaat om de eindafrekening in een arbeidsverhouding met een bijzondere geschiedenis, zoals
blijkt uit overweging 3.4 van het tussenarrest en de eigen verklaring van [appellanten] , zoals opgenomen onder 5.5 van dat tussenarrest.
3.12
Teen Challenge heeft naar aanleiding van grief 3 van [appellanten] nog opgemerkt dat de kosten van eerste aanleg voor rekening van [appellanten] moeten blijven, omdat zij in die instantie onvoldoende hadden gesteld en reeds daarom ongelijk kregen.
Het hof is echter, anders dan de kantonrechter, van oordeel dat [appellanten] hun vorderingen al bij dagvaarding in eerste aanleg zodanig inzichtelijk hebben gepresenteerd, dat de kantonrechter deze niet zonder inhoudelijke beoordeling had mogen afwijzen omdat onvoldoende zou zijn gesteld.
Teen Challenge wordt, als grotendeels in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van eerste aanleg en van hoger beroep, waarbij het hof geen punten toekent voor de akte maar wel voor de antwoordakte (salaris advocaat volgens liquidatietarief in hoger beroep 1,5 punt, tarief II).
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten | € | 90,64 | |
- griffierecht | € | 437,- | |
totaal verschotten | € | 527,64 | en voor salaris advocaat/gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief: |
2,5 punten x € 300,- | € | 750,- |
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellanten] zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten | € | 103,82 | |
- griffierecht | € | 683,- | |
totaal verschotten | € | 786,82 | en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief: |
1,5 punten x € 894,- | € | 1341,- | , te vermeerderen met nasalaris.. |
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Groningen van 3 september 2013 en doet opnieuw recht;
veroordeelt Teen Challenge om tegen bewijs van kwijting te betalen:
-aan [appellant] een bedrag van € 9.244,01 bruto;
-aan [appellante] een bedrag van € 3.495,80 bruto,
beide bedragen te vermeerderen met 10% wettelijke verhoging en met wettelijke rente over genoemde bedragen met wettelijke verhoging vanaf 5 april 2012 tot voldoening;
veroordeelt Teen Challenge in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellanten] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op:
- € 750,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en
- € 527,64 voor verschotten,
en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op:
- € 1.341,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief,
- € 786,82 voor verschotten,
- € 131,00 voor nasalaris van de advocaat,
- € 68,00 voor nasalaris van de advocaat indien niet binnen veertien dagen na
aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M. Fikkers, mr. H.J. Kuiper en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 10 november 2015.
Uitspraak 07‑04‑2015
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht, loonvordering. Vraag of werkgeefster onder de strekking van algemeen verbindend verklaarde cao viel, of werkgeefster beroep kan doen op schending van de klachtplicht (art. 6:89 BW) en op rechtsverwerking. Stelplicht m.b.t. functie op basis van die cao.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.137.575/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 541031 / CV EXPL 12-13752)
arrest van de eerste kamer van 7 april 2015
in de zaak van
1. [appellant 1],
hierna te noemen: [appellant 1],
2. [appellant 2],
hierna te noemen: [appellant 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk aangeduid als: [appellanten],
advocaat: mr. J.A. de Waard, kantoorhoudend te Goes,
tegen
Stichting Teen Challenge Nederland,
gevestigd te Veelerveen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Teen Challenge,
advocaat: mr. J.C. Zevenberg, kantoorhoudend te Rijswijk (ZH).
1. Het geding in eerste aanleg
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 19 juni 2012 van de kantonrechter te Winschoten in de toenmalige rechtbank Groningen, en het vonnis van 3 september 2013 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 6 november 2013,
- de memorie van grieven, met producties,
- de memorie van antwoord, eveneens met producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald. In beide procesdossiers ontbreken de even pagina's van productie 2 bij conclusie van antwoord. Op verzoek van het hof heeft de advocaat van Teen Challenge, die zich op deze productie beroept, alsnog bladzijde 4 van die productie toegefaxt.
2.3
De vordering van [appellanten] luidt:
"te vernietigen het vonnis van de rechtbank Noord Nederland d.d. 3 september 2013 (…) en opnieuw rechtdoende (…) bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Teen Challenge te veroordelen om aan [appellant 1] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 13.068,04 (althans het netto-equivalent) te verhogen met de wettelijke verhoging (ex artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding in eerste aanleg;
2. Teen Challenge te veroordelen om aan [appellant 2] te voldoen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag van € 4.554,61 (althans het netto-equivalent) te verhogen met de wettelijke verhoging (ex artikel 7:625 BW) en de wettelijke rente over deze bedragen vanaf datum dagvaarding in eerste aanleg;
3. Teen Challenge te veroordelen in de kosten van dit hoger beroep alsmede de kosten van de procedure in eerste aanleg, waaronder begrepen de nakosten".
3. De tussen partijen vaststaande feiten
3.1
Tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten is niet gegriefd. Samen met wat voorts in hoger beroep tussen partijen is komen vast te staan, zijn de feiten als volgt.
3.2
[appellant 1] is op [in 2000] krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Teen Challenge, aanvankelijk als groepsleider en later in de functie van projectleider voor 40 uur per week. Zijn salaris bedroeg laatstelijk € 2.261,- bruto per maand.
Bij beschikking van 10 maart 2010 is deze arbeidsovereenkomst ontbonden per 1 mei 2010 onder toekenning van een vergoeding aan [appellant 1].
3.3
[appellant 2] is, krachtens arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, op
[in 2006] bij Teen Challenge in dienst getreden in de functie van groepsleider, tot en met 2007 voor 20 uur per week. Later is zij 32 uur per week gaan werken.
Haar arbeidsovereenkomst is eveneens ontbonden per 1 mei 2010 onder toekenning van een vergoeding ten laste van Teen Challenge.
3.4
Teen Challenge is verbonden aan de Verenigde Pinkster- en Evangeliegemeenten en exploiteert onder meer [X], alwaar, gebaseerd op bijbelse principes, opvang en begeleiding wordt geboden aan mannen met een levensbeheersend verslavingsprobleem. [appellanten] waren werkzaam op [X], die tot 2004 volledig uit giften werd gefinancierd en sindsdien met PGB-gelden van de bewoners.
3.5
Omdat Teen Challenge een financieel keurmerk wenste te krijgen, heeft de GIBO Groep in april 2004 na het doorlichten van de administratieve organisatie en interne controle een lijst aanbevelingen ter verbetering verstrekt.
In een op 5 september 2006 gedateerd rapport van FEO Federatie Evangelische Zorg-Organisaties wordt verslag gedaan van visitatie van [X]. Daarin staat onder meer dat, hoewel recent is gewerkt aan de totstandkoming van een collectieve arbeidsvoorwaardenregeling, dit nog niet heeft geleid tot vaststelling van de voorwaarden door het bestuur. Het visitatieteam is bovendien van mening dat de instelling de cao Welzijn dan wel de cao GGZ verplicht zou moeten toepassen.
3.6
Bij brief van 18 september 2006 heeft [appellant 1] aan het bestuur zijn zorgen over de gang van zaken geuit. Eind 2006 hebben [appellanten] zich ziek gemeld. Zij zijn in oktober 2007 weer (aanvankelijk op arbeidstherapeutische basis) aan de slag gegaan.
3.7
De cao GGZ is algemeen verbindend verklaard over de periode van 16 juni 2006 tot en met 31 augustus 2006.
3.8
Bij brieven van 8 december 2010, waarin wordt herinnerd aan een eerdere brieven met betalingsverzoeken van 29 maart 2010, 31 mei 2010 en 5 september 2010, hebben [appellanten] Teen Challenge in gebreke gesteld ter zake van hun eindafrekeningen en verzocht het verschuldigde voor 24 december 2010 te voldoen.
4. De vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
4.1
[appellanten] hebben de in randnummer 2.3 onder 1 en 2 weergegeven vorderingen ingesteld, aangevuld met de vordering om Teen Challenge in de proceskosten te veroordelen.
Daartoe hebben zij aangevoerd dat zij in de periode waarin de cao GGZ algemeen verbindend was, te weinig salaris, onregelmatigheidstoeslag, eindejaarsuitkering, en vergoeding voor reiskosten en bereikbaarheidsdiensten hebben ontvangen. Daarnaast hebben zij aanspraak gemaakt op niet betaalde overuren die in 2009 zijn gemaakt, reiskosten uit 2009 en 2010 en niet opgenomen verlofuren vanaf 2007 tot einde dienstverband.
4.2
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen omdat [appellanten], na gemotiveerd verweer door Teen Challenge, naar zijn oordeel niet konden volstaan met een akte waarin zonder samenvatting wordt verwezen naar omvangrijke bijgevoegde producties. Aldus hebben [appellanten] niet aan hun stelplicht voldaan volgens de kantonrechter.
5. De beoordeling van de grieven
5.1
[appellanten] hebben drie als zodanig genummerde grieven opgeworpen, waarmee zij opkomen tegen het afdoen van hun vordering op schending van de stelplicht en tegen hun veroordeling in de proceskosten.
Wat daarvan ook zij, het hoger beroep dient mede tot herstel van wat in eerste aanleg is nagelaten en [appellanten] hebben hun vorderingen in de toelichting op de grieven nader onderbouwd.
5.2
[appellanten] wijzen op het onder 3.7 weergegeven feit en voeren aan dat de kantonrechter hun vorderingen aan de hand daarvan had moeten beoordelen nu Teen Challenge heeft erkend dat deze algemeen verbindend verklaarde cao op hun arbeidsovereenkomsten van toepassing was.
Teen Challenge heeft hiertegen een aantal verweren ingebracht.
5.3
Het verweer met de verste strekking is dat zij het gestelde niet heeft erkend, althans daar nu op terugkomt en van mening is dat zij niet onder de werkingssfeer van deze algemeen verbindend verklaarde cao viel omdat zij geen reguliere GGZ-instelling is.
Het hof is van oordeel dat de passage in de conclusie van antwoord waarin [appellanten] een erkenning zien, geen gerechtelijke erkentenis is als bedoeld in art. 154 Rv omdat Teen Challenge in bedoelde passage niet uitdrukkelijk en ondubbelzinnig heeft aanvaard dat de ingeroepen cao op de onderhavige arbeidsovereenkomsten van toepassing is. Het hof verwerpt evenwel het verweer dat de door haar geëxploiteerde Spetse Hoeve niet onder de werkingssfeer van deze algemeen verbindend verklaarde cao valt. Teen Challenge is immers een rechtspersoon die een organisatie in stand houdt met als doel het bieden van zorg, begeleiding en dienstverlening op het gebied van verslavingszorg, en zij valt daarmee onder de begripsbepaling van een werkgever als in die cao bedoeld (Hoofdstuk I onder A, art 1 lid 1).
5.4
Het volgende verweer is dat Teen Challenge niet op de hoogte was van deze algemeen verbindendverklaring en dat [appellanten] hun klachtplicht als bedoeld in art. 6:89 BW hebben geschonden door haar niet zo spoedig mogelijk, maar eerst in het kader van de ontbindingsprocedure in 2010 te wijzen op haar gebrek in de nakoming.
Het hof verwerpt het beroep op onbekendheid: door de algemeen verbindendverklaring zijn de betrokken cao-bepalingen omtrent het loon en vergoedingen van rechtswege van toepassing. Het beroep op de klachtplicht van art. 6:89 BW gaat bovendien niet op voor loonvorderingen. Deze regeling is slechts bedoeld voor gevallen waarin geklaagd wordt over een gebrek in geleverde goederen of diensten, niet voor onvoldoende betaald loon als tegenprestatie voor arbeid. Daarvoor geldt de algemene verjaringstermijn van art. 3:308 BW.
Overigens is gesteld noch gebleken dat [appellanten] indertijd wel op de hoogte waren van de algemeen verbindend verklaarde cao en de toepasselijkheid daarvan op hun arbeidsovereenkomsten.
5.5
Het derde anker van Teen Challenge is rechtsverwerking. Daartoe voert zij aan dat [appellanten] in februari 2009 in een gesprek met een medewerker van SH Personeel hebben gezegd dat zij in 2006 hebben afgezien van verhoging van hun minimuminkomen, zodat het PGB-geld besteed kon worden om innovatieve acties op te zetten.
Het hof leest in genoemde productie (op blz. 3) wel dat [appellanten] hebben verteld dat zij zich van 2000 tot 2005 volop hebben gegeven in hun werk, dat begon "als missie door God gezonden". Het hof ziet evenwel geen enkel aanknopingspunt (ook niet op blz. 4, bedoeld in overweging 2.2) voor de stelling van Teen Challenge dat [appellanten] in 2006 hebben afgezien van loonsverhoging en overige, op de cao GGZ gebaseerde, emolumenten. Overigens is genoemde productie ook niet voor akkoord ondertekend door [appellanten]
Hier komt nog bij dat de kantonrechter in zijn, op dit punt niet bestreden, eindvonnis onder 3.2 als standpunt van [appellanten] (naar het hof aanneemt op basis van wat zij tijdens de comparitie na antwoord hebben verklaard, nu dit niet in de dagvaarding staat) heeft vastgelegd dat [appellanten] gedurende een overgangsperiode van één jaar afstand hebben gedaan van hetgeen boven minimumloon diende te worden uitbetaald, welke situatie tot 2006 heeft voortgeduurd.
Er is dan ook geen concrete aanwijzing voor de stelling dat Teen Challenge er in 2006 gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [appellanten] geen aanspraak zouden maken op het loon dat hun op grond van de algemeen verbindend verklaarde cao zou toekomen.
5.6
Teen Challenge heeft voorts nog opgemerkt dat zij in eerste aanleg ook het verweer heeft gevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [appellanten] zich op de algemeen verbindend verklaarde cao beroepen. Daartoe wijst zij op de bijzondere aard van de niet-professionele, vanuit dezelfde geloofsachtergrond en idealen gestarte organisatie en haar financiering, de bijzondere medewerkers en de platte organisatie, waarbinnen geen verantwoording werd afgelegd door projectleiders aan de projectmanager en door de projectmanager aan de directeur.
Voor zover Teen Challenge hiermee bedoelt dat zij dit verweer in hoger beroep handhaaft, wordt dit verweer door het hof verworpen. Het mag zo zijn dat [appellanten] in 2000 uit volstrekt ideële motieven aan het werk op [X] zijn begonnen, dat wil niet zeggen dat een werkgever mag verlangen dat medewerkers aan die motieven vasthouden. Daarvoor is ook al minder reden wanneer die werkgever zelf een professionaliseringsslag lijkt te willen maken, zoals uit de onder 3.5 vermelde rapporten blijkt. Op enig moment (onduidelijk is per wanneer) is Teen Challenge aan in ieder geval [appellant 1] ook meer gaan betalen dan het minimumloon.
Teen Challenge heeft niet duidelijk gemaakt waarom het onaanvaardbaar is dat [appellanten] zich beroepen op de algemeen verbindend verklaarde cao. Het enkele feit dat zij in 2010 niet op de financiële gevolgen van de aanspraken had gerekend is daarvoor niet voldoende. De rechter dient een beroep op onaanvaardbaarheid met terughoudendheid te beoordelen.
5.7
Het hof gaat dan ook uit van toepasselijkheid van de cao GGZ op de arbeidsovereenkomsten van [appellanten] over de periode van 16 juni tot en met 31 augustus 2006. Dat wil evenwel nog niet zeggen dat hun loonvordering over die periode toewijsbaar is, want [appellanten] beroepen zich op functiegroepen en salarisschalen die volgens Teen
Challenge niet op hen van toepassing zijn.
5.8
Volgens [appellant 1] moet zijn functie van projectleider met zes dienstjaren worden gelijkgesteld met de functie clusterhoofd wonen/logeren 1 met salarisschaal 55 met zes dienstjaren. Volgens hem sluit de beschrijving van de taken en bevoegdheden naadloos aan.
Teen Challenge betwist niet dat [appellant 1] in 2006 projectleider werd, maar voert -voor het eerst bij memorie van antwoord- aan dat het op de weg van [appellant 1] ligt om te bewijzen dat hij dat al was op 16 juni 2006, althans enige datum voor 31 augustus 2006. Voorts meent Teen Challenge dat [appellant 1] moet onderbouwen dat zijn functie vergelijkbaar was met die van clusterhoofd 1 en zij wijst er op dat hij geen HBO-opleiding in de zorg heeft. De cao gaat niet uit van dienstjaren, maar van functiejaren en ingevolge artikel 3 van hoofdstuk 7 zou hij eerst twee jaar functionele werkervaring moeten hebben voor schaal 55. Zonder functiejaren geldt een aanloopschaal met een salaris van € 2.352,- bruto per maand bij 40 uur, terwijl [appellant 1] € 2.261,- ontving, ofwel € 91,- bruto per maand te weinig. Over de gehele periode van algemeen verbindendheid is dat € 245,70 bruto, aldus Teen Challenge.
5.9
Het hof is van oordeel dat Teen Challenge miskent dat het ingevolge de cao GGZ haar taak als werkgever is om de functie van [appellanten] te beschrijven en in te delen (zie hoofdstuk 7 van de cao en de bijbehorende bijlage A). Zonder dat dit is gebeurd, kan van [appellanten] in beginsel niet meer worden verlangd dan dat zij aangeven welke functiebeschrijving het nauwst overeenkomt met hun feitelijke werk, hetgeen zij hebben gedaan, waarna het aan Teen Challenge is om duidelijk te maken waarom het andere functies moeten zijn en welke dan. Teen Challenge heeft dat nagelaten. Het hof zal daarom van de door [appellant 1] aangeduide functie uitgaan.
[appellant 1] moet zich nog wel kunnen uitlaten over het nieuwe verweer (ingangsdatum projectleiderschap in 2006 en ontbrekende functiejaren).
5.10
[appellant 2] vergelijkt haar functie met die van beleider 1, salarisschaal 40 met vijf dienstjaren. Bij 40 in plaats van 36 uur per week en vervolgens 50% daarvan zou haar een salaris toekomen van € 1.085,- bruto per maand.
Teen Challenge betwist dat deze functie vergelijkbaar is nu zij voor 90% administratief werk deed, geen aanwijzingen gaf aan andere medewerkers en ook geen scholing daarvoor had. Subsidiair voert Teen Challenge aan dat [appellant 2] in 2006 nul functiejaren had, waarbij dan een salaris van € 900,56 bruto per maand hoort.
Het hof is van oordeel dat ook voor de functie van mw. [appellant 1] geldt dat Teen Challenge dient aan te geven welke functie in de cao GGZ dan wel overeenkomt met de taak van [appellant 2]. Omdat Teen Challenge in dit geval wel een begin heeft gemaakt met gemotiveerde betwisting, mag zij haar verweer alsnog verdiepen door een wel overeenkomende functie aan te duiden.
Het is het hof overigens nog steeds niet duidelijk welk bruto salaris [appellant 2] tussen 16 juni en 31 augustus 2006 en daarna genoot. Daarover dient [appellant 2] zich uit te laten.
5.11
[appellanten] hebben voorts aanspraak gemaakt op onregelmatigheidstoeslag. In hun producties 3 en 4 bij dagvaarding in eerste aanleg hebben zij die vordering onderbouwd met data en roostertijden.
Teen Challenge heeft zich hiertegen in eerste aanleg verweerd door op te merken dat deze door henzelf opgestelde overzichten niet nader zijn onderbouwd en dat er geen administratie is, waarvoor zij [appellanten] mede verantwoordelijk houdt. In hoger beroep voegt Teen Challenge daaraan toe dat in het door [appellanten] (als productie 8 bij akte van 18 december 2012) overgelegde rooster de periode van 17 juli tot en met 6 augustus 2006 ontbreekt.
Het hof is van oordeel dat Teen Challenge onvoldoende heeft onderbouwd waarom niet zij, maar [appellanten] de eindverantwoordelijkheid draagt voor (het bewaren van) de administratie. Omdat het hof zich kan voorstellen dat de ontbrekende periode in het rooster per abuis niet is meegekopieerd (zoals ook Teen Challenge blijkens overweging 2.2 een kopieerfout had gemaakt) zal het hof [appellanten] in de gelegenheid stellen een eventuele ontbrekende pagina alsnog in geding te brengen.
5.12
[appellant 1] heeft daarnaast nog vergoeding voor bereikbaarheidsdiensten gevraagd, waartoe hij heeft volstaan met de uit zijn berekening blijkende stelling dat hij de helft van de 11 weken, waarin de cao algemeen verbindend was (hierna: de avv-periode), voor zijn rekening heeft genomen en ene [Y] de andere helft. Naar beneden afgerond zijn dat 37 dagen.
Het ook hier herhaalde verweer van Teen Challange dat zij deze vordering niet aan de hand van eigen administratie kan weerleggen, faalt om dezelfde reden als onder 5.11 is besproken.
Het hof zal [appellant 1] gelegenheid geven om bij akte kort in te gaan op de vraag wie indertijd was belast met slaapdiensten en hoe deze werden verdeeld, waarbij [appellant 1] dient in te gaan op het argument van Teen Challenge dat het onwaarschijnlijk is dat hij 37 slaapdiensten heeft verricht in de bewuste periode, terwijl hij vanaf 12 augustus 2006 volgens het rooster met vakantie was.
5.13
De volgende post van [appellanten] is de kilometervergoeding. [appellant 1] heeft als productie 7 bij dagvaarding in eerste aanleg reisdeclaraties overgelegd voor autoreizen in de periode dat de cao algemeen verbindend was en waarbij hij is uitgegaan van € 0,19 per km in plaats van € 0,30 conform hoofdstuk 11, art. 2.
Het hof acht het verschil van € 578,71 toewijsbaar, nu Teen Challenge niet gemotiveerd heeft betwist dat dit dienstreizen in haar opdracht zijn geweest, waarop lid 3 van genoemd artikel betrekking heeft. Teen Challenge heeft bovendien niet toegelicht waarom zij wel de gedeclareerde € 0,19 heeft betaald.
Naar het oordeel van het hof zijn reiskosten naar bedrijfsarts, rechtbank en advocaat privékosten waarvoor de werkgever geen reiskosten verschuldigd is tenzij anders is afgesproken, hetgeen is gesteld noch gebleken. De hiervoor gevraagde kilometervergoeding wordt afgewezen.
5.14
De over de avv-periode berekende eindejaarsuitkering is toewijsbaar op basis van het eventueel nader vast te stellen loon aan de hand van de bewuste cao.
5.15
[appellanten] hebben voorts vergoeding voor in de jaren 2007-2009 niet-genoten vakantiedagen gevorderd. Na aftrek van drie opgenomen vakantiedagen in 2007 resteren over 2007 voor [appellant 1] volgens zijn berekening 25 dagen en voor [appellant 2] 11 dagen. Zij hebben daarbij een verklaring overgelegd van de in oktober 2007 aangetreden en eind 2008 weer vertrokken interim directeur R.D. Kamp, waarin onder meer staat dat [appellanten], gelet op de onder 2.6 weergegeven ziekteperiode, in 2007 geen snipper- en vakantiedagen hebben kunnen opnemen.
Teen Challenge wijst op de toenmalige tekst van artikel 7:637 BW waaruit zou volgen dat alleen tijdens de laatste zes ziektemaanden vakantieverlof wordt opgebouwd, waaraan zij vervolgens en voor het hof onnavolgbaar de conclusie verbindt dat tot en met september 2007 geen recht op verlof is opgebouwd.
[appellanten] mogen zich uitlaten over de vraag of zij in het aangehaalde wetsartikel reden zien hun vordering over 2007 voor wat betreft het aantal dagen te herberekenen.
Over het gestelde aantal in 2008 tot en met 2010 opgebouwde dagen heeft Teen Challenge geen ander verweer dan de herhaalde stelling dat [appellanten] het aantal niet bewijzen. Waar Teen Challenge geen overzicht heeft overgelegd van het aantal opgebouwde en volgens haar genoten vrije dagen, gaat het hof vooralsnog uit van de opgave van [appellanten]
Teen Challenge mag desgewenst tegenbewijs leveren, waartoe het hof haar in de gelegenheid zal stellen.
5.16
Teen Challenge is voor het eerst bij memorie van antwoord, in randnummers 72 tot en met 80, specifiek ingegaan op de gevorderde vergoeding voor in 2009 gemaakte overuren (productie 5 bij dagvaarding in eerste aanleg). [appellanten] mogen daarop kort bij akte reageren.
5.17
Alvorens verder te beslissen zal het hof beide partijen in de gelegenheid stellen om zich op de aangegeven roldatum schriftelijk bij akte uit te laten over de hieronder samengevatte vraagpunten, waarna beide partijen vervolgens kort op elkaars akte mogen reageren.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 12 mei 2015 teneinde beide partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de volgende punten:
[appellanten] mogen zich uitlaten over:
a. a) de datum waarop het projectleiderschap van [appellant 1] in 2006 inging en het beroep van Teen Challenge op ontbrekende functiejaren (rechtsoverweging 5.9);
b) het bruto salaris dat [appellant 2] in de avv-periode en daarna genoot (rechtsoverweging 5.10);
c) de vraag wie in de avv-periode was belast met slaapdiensten en hoe deze werden verdeeld, waarbij [appellant 1] dient in te gaan op het argument van Teen Challenge dat het onwaarschijnlijk is dat hij 37 slaapdiensten heeft verricht in de bewuste periode, terwijl hij vanaf 12 augustus 2006 volgens het rooster met vakantie was (rechtsoverweging 5.12);
d) de vraag of zij in het aangehaalde wetsartikel 7: 637 BW (oud) reden zien hun vordering over 2007 voor wat betreft het aantal dagen te herberekenen (rechtsoverweging 5.15);
e) het nieuwe verweer tegen de vergoeding voor gevorderde overuren (rechtsoverweging 5.16);
en [appellanten] dienen dan tevens een eventuele ontbrekende pagina uit het rooster (over de periode van 17 juli tot en met 6 augustus 2006) in geding te brengen (rechtsoverweging 5.11);
Teen Challenge mag zich op dezelfde roldatum bij akte uitlaten over:
f) de vraag met welke functie uit de cao GGZ de functie van [appellant 2] in de avv-periode overeenkomt (rechtsoverweging 5.10);
laat voorts Teen Challenge toe tegenbewijs te leveren tegen het voorshands bewezen geachte aantal opgebouwde en niet genoten vakantiedagen van [appellanten] in de periode van 2008 tot einde dienstverband;
bepaalt dat, indien Teen Challenge dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. M.E.L. Fikkers, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat Teen Challenge het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum van dinsdag 12 mei 2015, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat Teen Challenge overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
deelt partijen mee dat de overgelegde procesdossiers bij het hof zullen blijven tot eindarrest zodat niet voor de eventuele enquête opnieuw gefourneerd hoeft te worden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.E.L. Fikkers en mr. L. Groefsema en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 7 april 2015.