HR, 17-01-2012, nr. S 11/00050 B
ECLI:NL:HR:2012:BU2046
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17-01-2012
- Zaaknummer
S 11/00050 B
- LJN
BU2046
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2012:BU2046, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑01‑2012; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2012:BU2046
- Wetingang
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2012-0029
NbSr 2012/93
Uitspraak 17‑01‑2012
Inhoudsindicatie
Beklag 552a Sv. De wet kent geen bepaling die de zittingsrechter bevoegd verklaart bewijsmateriaal dat naar zijn oordeel onrechtmatig is verkregen, alsnog uit het dossier te doen verwijderen (vgl. HR LJN BK3369). Evenmin kent de wet een bepaling die het art. 552a Sv bedoelde gerecht bevoegd verklaart om na de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting stukken die bij het procesdossier zijn gevoegd, alsnog uit het dossier te doen verwijderen of te bepalen dat van die stukken geen kennis mag worden genomen dan wel dat daarvan bij de beantwoording van de vragen van de art. 348 en 350 Sv geen gebruik mag worden gemaakt. Het Hof heeft de klaagster terecht niet-ontvankelijk verklaard. HR verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar beroep.
17 januari 2012
Strafkamer
nr. S 11/00050 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden van 1 december 2010, RK 24/000690-10, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klaagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, locatie Amerswiel" te Heerhugowaard.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. J. Boksem, advocaat te Leeuwarden, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het ingestelde cassatieberoep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1.1. Het gaat in deze zaak om het volgende. Tijdens een doorzoeking in de woning van de klaagster op respectievelijk 20, 21, 22 en 27 oktober 2008 en bij de aanhouding van de klaagster op 7 januari 2009 is een groot aantal goederen, waaronder diverse gegevensdragers, inbeslaggenomen. De Rechtbank heeft bij het vonnis van 9 juli 2009 in de strafzaak tegen de klaagster beslist dat de inbeslaggenomen voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbenden. Tegen dit vonnis is door de klaagster hoger beroep ingesteld op 9 juli 2009. Niet alle inbeslaggenomen voorwerpen zijn teruggegeven. De klaagster heeft op 17 september 2010 een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv ingediend, strekkende tot de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen dan wel tot een verbod tot inhoudelijke kennisneming en/of gebruik van de op de gegevensdragers opgeslagen gegevens, zulks op de grond dat die inbeslagneming bij gebreke van een wettelijke bevoegdheid daartoe onrechtmatig was.
2.1.2. Het Hof heeft het beklag deels gegrond verklaard met last tot teruggave van de in het klaagschrift genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover deze nog niet waren teruggegeven, aan de zoon van de klaagster. Voor het overige heeft het Hof de klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag. Met betrekking tot die niet-ontvankelijkverklaring heeft het Hof het volgende overwogen:
"Daarnaast heeft klaagster verzocht om te bepalen dat geen kennis mag worden genomen van de gegevens die verkregen zijn uit de in beslag genomen voorwerpen. Deze klacht komt erop neer dat reeds aan het procesdossier gevoegde stukken, waarvan de rechtbank bij de berechting in eerste aanleg kennis heeft genomen, uit het procesdossier zouden moeten worden verwijderd. Het is aan de zittingsrechter in hoger beroep voorbehouden om te bepalen of van deze gegevens gebruik mag worden gemaakt bij de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering."
2.1.3. Het cassatieberoep is kennelijk niet gericht tegen de (gedeeltelijke) gegrondverklaring van het beklag.
2.2. De wet kent geen bepaling die de zittingsrechter bevoegd verklaart bewijsmateriaal dat naar zijn oordeel onrechtmatig is verkregen, alsnog uit het dossier te doen verwijderen (vgl. HR 20 april 2010, LJN BK3369, NJ 2011/222). Evenmin kent de wet een bepaling die het in art. 552a Sv bedoelde gerecht bevoegd verklaart om na de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting stukken die bij het procesdossier zijn gevoegd, alsnog uit het dossier te doen verwijderen of te bepalen dat van die stukken geen kennis mag worden genomen dan wel dat daarvan bij de beantwoording van de vragen van de art. 348 en 350 Sv geen gebruik mag worden gemaakt.
2.3. Het Hof heeft de klaagster dus in zoverre terecht niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag. Dat brengt mee dat de klaagster niet kan worden ontvangen in het tegen die beslissing gerichte cassatieberoep en dat de middelen buiten bespreking moeten blijven.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klaagster niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2012.