Hof 's-Gravenhage, 23-02-2007, nr. 22-003548-06
ECLI:NL:GHSGR:2007:BA3372
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
23-02-2007
- Zaaknummer
22-003548-06
- LJN
BA3372
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2007:BA3372, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 23‑02‑2007; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC9536
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC9536, Bekrachtiging/bevestiging
- Wetingang
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑02‑2007
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor een reeks inbraken; gebruik oorafdruk voor het bewijs.
Rolnummer: 22-003548-06
Parketnummer: 09-757059-06
Datum uitspraak: 23 februari 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 31 mei 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1971,
adres: [adres]
[detentie-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 februari 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van zaak 10 en tweede cumulatief/alternatief, onder 2 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van zaken 15 en 45 en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief (met uitzondering van zaak 10), onder 2 eerste cumulatief/alternatief (met uitzondering van zaken 15 en 45), 3, 4 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, met beslissingen omtrent het inbeslaggenomene en de vorderingen van de benadeelde partijen als nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep medegedeeld, dat het hoger beroep van de verdachte niet gericht is tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 32, 33, 34, 35 en 41 en 2 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 11, 17, 36, 43, 44 en 46 tenlastegelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 6, 7, 8, 9, 37, 28, 38 en 55, 2 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 14, 23, 31 en 42, alsmede het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Door de verdediging is gesteld dat de methoden inzake de vergelijking van oorsporen thans nog geen wetenschappe-lijke basis heeft en dat er op dat gebied nog veel fouten gemaakt worden.
Het hof overweegt daaromtrent dat zich in het dossier een rapport (d.d. 14 maart 2006) en een aanvullend rapport (getekend op 21, respectievelijk 22 maart 2006) bevinden, opgesteld door C. van der Lugt, hoofdinspecteur van politie, en dr. Linda Meijerman, gepromoveerd op de variatie in oorafdrukken en werkzaam aan het Leids Universitair Medisch Centrum. In deze rapporten wordt minutieus aangegeven op basis van welke gegevens en op grond van welke methode de onderzoekers tot hun conclusies zijn gekomen met betrekking tot de vraag of de oorafdrukken als in het opsporingsonderzoek aangetroffen afkomstig kunnen zijn van de verdachte. Per afdruk wordt in deze rapporten tot een bepaalde gradatie van waarschijnlijkheid geconcludeerd dat dit het geval is.
Identificatie op grond van vergelijkend onderzoek van oorafdrukken berust (nog) niet op enig mathematisch geformaliseerd en in empirisch onderzoek gevalideerd model (dat kwantitatieve uitspraken over de waarschijnlijkheid van de identificatie toelaat), zoals bij DNA-onderzoek het geval is. In dat opzicht verschilt het vergelijkend onderzoek van oorafdrukken echter niet van andere - veel beproefde - criminalistische onderzoeksmethoden, zoals vingerafdrukken en huls- en kogelvergelijking. De bewijswaarde wordt in dergelijke gevallen door de expert op basis van kennis en ervaring ingeschat.
Gezien deze stand van zaken heeft het hof de rapportage van C.van der Lugt en dr. L.Meijerman - als hierboven genoemd - voor zover deze in voornoemde feiten aan de orde is, slechts gebruikt in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
En
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
En
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
En
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet, dat het vals is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief, 2 eerste cumulatief/alternatief, 3, 4 en 5 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich - samen met een ander en in een aantal gevallen alleen - schuldig gemaakt aan 14 woninginbraken, een en ander zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Dit zijn bijzonder ergerlijke feiten, waardoor de benadeelden financiële en schade hebben geleden en in de privacy van hun eigen woning worden aangetast. Bovendien brengen dergelijke feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg. Daarnaast heeft de verdachte zes busjes traangas voorhanden gehad. De verdachte was daartoe niet gerechtigd. Tegen het illegaal bezit van dergelijke busjes traangas dient streng opgetreden te worden, omdat het voorhanden hebben ervan het plegen van andere misdrijven begunstigt.
Ten slotte heeft de verdachte een vals reisdocument in zijn bezit gehad, waarvan hij wist dat het vals was. Het bezit van valse reisdocumenten werkt het gebruik ervan voor illegale doeleinden in de hand, waardoor het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de echtheid van dergelijke documenten moet kunnen worden gesteld wordt geschaad.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 26 januari 2007, eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Hoewel het hof de verdachte van meer woninginbraken vrijspreekt dan waarvan hij in eerste aanleg is vrijgesproken, is het hof alles overwegende - en in het bijzonder gelet op de duur van de pleegperiode van de woninginbraken alsmede de omstandigheid van de systematische en "professionele" handelwijze van de verdachte - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de rechtbank opgelegd een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
etc.
Vordering tot schadevergoeding
etc.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 231, 310, 311, en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 (oud) van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 32, 33, 34, 35 en 41 en 2 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 11, 17, 36, 43, 44, en 46 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten aanzien van de zaken 6, 7, 8, 9, 37, 28, 38 en 55, en het onder 2 eerste cumulatief/ alternatief ten aanzien van de zaken 14, 23, 31 en 42, alsmede het onder 3, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslag etc.
Vordering tot schadevergoeding etc.
Dit arrest is gewezen door mr. B.A. Stoker-Klein,
mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. G.J.W. van Oven,
in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 februari 2007.