Hof Amsterdam, 28-11-2006, nr. 23-006197-05
ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ3298, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
28-11-2006
- Zaaknummer
23-006197-05
- LJN
AZ3298
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
Milieurecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2006:AZ3298, Uitspraak, Hof Amsterdam, 28‑11‑2006; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2008:BC6810, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2008:BC6810
- Wetingang
art. 10.2 Wet milieubeheer; Wet op de economische delicten
- Vindplaatsen
NbSr 2006/482
Uitspraak 28‑11‑2006
Inhoudsindicatie
Weliswaar is sprake van een milieudelict, maar het betreft een dusdanig miniem delict dat de vervolgingsbeslissing (mede) lijkt te zijn ingegeven door de aard van het feit, waaruit minachting jegens de betreffende verbalisant blijkt. Nu de verdachte niet gestraft kan worden voor minachting of belediging terwijl hem dit niet ten laste is gelegd, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Arrestnummer :
Parketnummer : 23-006197-05
Datum uitspraak : 28 november 2006
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw verschenen)
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 18 oktober 2002 in de strafzaak onder parketnummer 13-085454-01 van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [in 1965],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres].
Procesgang
De economische politierechter in de rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte op 18 oktober 2002 schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 8 september 2004 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan.
De advocaat-generaal heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 24 mei 2005 het arrest van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 25 april 2002 en 18 oktober 2002 en, na terugwijzing, op de terechtzitting van dit hof van 14 november 2006.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. Van die dagvaarding is een kopie in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben ieder voor zich betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging zowel voor wat het betreft het primair tenlastegelegde misdrijf, nu hier sprake is van strijd met de richtlijnen van het openbaar ministerie dat feiten als de onderhavige enkel als overtreding worden vervolgd, als voor wat betreft de subsidiair tenlastegelegde overtreding, nu dit feit inmiddels is verjaard.
Naar het oordeel van het hof faalt dit betoog op grond van het navolgende.
Wat er zij van het huidige vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie terzake van delicten als de onderhavige, de verdachte wordt blijkens de tenlastelegging vervolgd op grond van artikel 10.2 van de Wet milieubeheer juncto de artikelen 1a en 2 van de Wet op de economische delicten. Uit genoemde wetsartikelen vloeit voort dat het tenlastegelegde, indien opzettelijk begaan, een misdrijf oplevert.
Nu het hof bewezen acht dat de verdachte het tenlastegelegde feit opzettelijk heeft begaan, heeft de verdachte dus een misdrijf en geen overtreding begaan.
De omstandigheid dat het openbaar ministerie volgens de thans vigerende richtlijn een delict als het onderhavige alleen vervolgt als overtreding, doet aan het voorgaande niet af. De achtergrond van die richtlijn is kennelijk gelegen in de wens een delict als het onderhavige niet als misdrijf te vervolgen omdat het om een bagateldelict gaat, maar niet gelegen in het hiervoor vermelde wettelijk onderscheid.
De conclusie is dan ook dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte betreffende het primair tenlastegelegde.
Het hof behoeft op het met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde overtreding gedane beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie omdat dit feit zou zijn verjaard niet in te gaan, omdat het hof van oordeel is dat het feit opzettelijk is begaan en van een overtreding derhalve geen sprake kan zijn.
Bewezengeachte
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 11 november 2000 te Amsterdam opzettelijk zich heeft ontdaan van papier (een kopie van een proces-verbaal), door deze toen op de Prins Hendrikkade - anders dan binnen een inrichting - op de bodem te brengen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezengeachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezengeachte levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf en/of maatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vervolging.
In onderhavig geval is weliswaar sprake van een milieudelict, maar het betreft een dusdanig miniem delict dat de vervolgingsbeslissing (mede) lijkt te zijn ingegeven door de aard van het feit, waaruit minachting jegens de betreffende verbalisant blijkt. Nu de verdachte niet gestraft kan worden voor minachting of belediging terwijl hem dit niet ten laste is gelegd, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven.
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de 2e meervoudige economische kamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. N. van Wijnen-Vergeer en mr.
J. Bevaart, in tegenwoordigheid van mr. P. Dingemanse, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 november 2006.
Mr. J. Bevaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.