Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2017133500, gesloten op 27 maart 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Rb. Gelderland, 15-05-2018, nr. 05/820105-16
ECLI:NL:RBGEL:2018:2156, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
15-05-2018
- Zaaknummer
05/820105-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2018:2156, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 15‑05‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2019:3288, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Jwr 2018/25
Uitspraak 15‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Rechtbank Gelderland veroordeelt een man voor het roekeloos rijden en het veroorzaken van een ongeval waardoor drie personen ernstig letsel opliepen tot een gevangenisstraf van twee jaar en vijf jaar OBM. De man reed onder invloed van alcohol met grote overschrijding van de maximum snelheid (ca 110 km/u i.p.v. 50 km/u), en negeerde een rood verkeerslicht, kennelijk omdat hij aan de achtervolgende politie wilde ontkomen.
Partij(en)
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820105-16
Datum uitspraak : 15 mei 2018
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. G.J.B.C. Maton, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
23 maart 2018 en 1 mei 2018.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van de Hatertseweg en/of gaande in de
richting van de kruising van de wegen, Weg door Jonkerbos en de Burgemeester
Daleslaan, daarmede rijdende over de weg, Weg door Jonkerbos,
roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke
hoeveelheid alcoholhoudende drank,
terwijl ter hoogte van die kruising de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte
van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten rood licht
uitstraalden, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 62 geen gevolg heeft gegeven aan het in
68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990
gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig(personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van
voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (Weg door
Jonkerbos) aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
met een snelheid gelegen tussen de 90 en 113 kilometer per uur, althans met
een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of zonder te remmen die kruising is op
-en over gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in
staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (Weg door Jonkerbos) kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die
weg, Weg door Jonkerbos rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht
van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto)
niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (Weg
door Jonkerbos) rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd
zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede
lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een
krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft
overschreden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de
Hatertseweg en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen, Weg
door Jonkerbos en de Burgemeester Daleslaan, daarmede heeft gereden over de
weg, Weg door Jonkerbos en
terwijl ter hoogte van die kruising de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte
van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten rood licht
uitstraalden, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 62 geen gevolg heeft gegeven aan het in
68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990
gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig(personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van
voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (Weg door
Jonkerbos) aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
met een snelheid gelegen tussen de 90 en 113 kilometer per uur, althans met
een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of zonder te remmen die kruising is
op -en over gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die
weg, Weg door Jonkerbos rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht
van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto)
niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (Weg
door Jonkerbos) rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd
zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
2.
hij op of omstreeks 03 september 2016 te Nijmegen als bestuurder van een
voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,71 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
2A. Ontvankelijkheid openbaar ministerie
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte niet conform het besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer is gevraagd om medewerking te verlenen aan een voorlopig ademonderzoek. Dit is een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv en zou moeten resulteren in niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
De rechtbank overweegt dat blijkens artikel 163, derde lid, WVW94 een ademonderzoek niet verplicht is als aannemelijk is dat het verlenen van een ademonderzoek om bijzondere geneeskundige redenen onwenselijk is. In dat geval wordt toestemming gevraagd voor een bloedonderzoek. Het is ook mogelijk dat, wanneer een verdachte geen toestemming verleent, er medewerking bevolen wordt.Blijkens het aanvullend opgemaakte proces-verbaal rijden onder invloed van 26 juli 2017 gaf verdachte toestemming voor het bloedonderzoek. De rechtbank gaat hier dan ook vanuit. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat zelfs wanneer verdachte geen toestemming zou hebben gegeven, hem onder deze omstandigheden bevolen kon worden om mee te werken aan het bloedonderzoek.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (blz. 29) en het proces-verbaal van aanhouding (blz. 52) blijkt dat men niet over ging tot een ademonderzoek omdat verdachte naar het ziekenhuis vervoerd werd in verband met klachten over pijn in de borst en de verwondingen op dat moment nog onbekend waren. In het ziekenhuis wist men niet hoe lang de verdachte nog opgenomen moest worden. Daarop werd bij verdachte het bloed afgenomen voor onderzoek. Ook werd een buisje bloed afgenomen voor tegenonderzoek. Deze procedure is naar het oordeel van de rechtbank conform artikel 17 van het op dat moment geldende Besluit alcoholonderzoeken (1-12-2015 t/m 30-6-2017) uitgevoerd. Het verweer van de verdediging wordt verworpen en het openbaar ministerie kan worden ontvangen in zijn vervolging.
2B. Overwegingen ten aanzien van het bewijs1.
Ten aanzien van feit 1 en 2
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 3 september 2016 reed verdachte rond 02.15 uur als bestuurder van een personenauto, een BMW, in Nijmegen. Onder meer [slachtoffer 3] zat bij verdachte in de auto. Verdachte reed over de Weg door Jonkerbos (vanuit de richting van de Hatertseweg) en ging richting de kruising van de Weg door Jonkerbos en de Burgemeester Daleslaan. Een andere personenauto, een Mercedes, naderde verdachte vanuit tegenoverliggende richting op de Weg door Jonkerbos. In deze auto zaten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (bestuurder). Bij de kruising van de Weg door Jonkerbos met de Burgemeester Daleslaan had de Mercedes voorgesorteerd om linksaf de Burgermeester Daleslaan in te slaan. Op deze kruising kwamen de auto van verdachte en de auto van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in aanrijding met elkaar.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 1 stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat sprake is van roekeloosheid.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en voorts dat verdachte niet roekeloos heeft gereden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er sprake is van schuld -variërend van de zwaarste vorm van het culpose delict, te weten roekeloosheid, tot aanmerkelijke schuld- in de zin van artikel 6 WVW94. Daarvoor moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW94.
Snelheid
Op de plek van het ongeval, op de kruising van de Weg door Jonkerbos met de Burgemeester Daleslaan, gold een maximumsnelheid van 50 km/h.3.Blijkens het rapport van de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) reed verdachte minimaal 90 kilometer per uur en maximaal 113 kilometer per uur.4.Op het moment dat verdachte de stopstreep passeerde, reed hij met een snelheid van minimaal 94 km/h en maximaal 106 km/h.5.Dit wordt onderschreven door de verbalisanten die ter plaatse waren. Deze verbalisanten stonden in een opvallend dienstvoertuig op de kruising van de Weg door Jonkerbos met de Tarweweg. Zij zagen de auto waarin verdachte reed, hen met hoge snelheid passeren. Zij schatten de snelheid van het voertuig ruim 100 km/h. Verdachte remde niet voor het rode verkeerslicht maar reed met hoge snelheid door rood.6.De rechtbank gaat er derhalve vanuit dat verdachte minimaal 40 km/h te hard reed.
Door met deze snelheid de kruising op te rijden (zonder te remmen), handelde verdachte in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Verdachte was niet in staat om de auto tot stilstand te kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
Verkeerslichten
Blijkens het VOA rapport, stond het verkeerslicht dat verdachte passeerde al 3,5 minuut op rood op het moment dat hij er voorbij reed. Het stoplicht stond al op rood vanaf het moment dat verdachte het voor het eerst kon waarnemen, op een afstand van zo’n 230 meter van de stopstreep. Verdachte had vanaf dat moment met een lichte remming ruim op tijd tot stilstand kunnen komen. Het stoplicht dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] passeerden stond op groen toen zij aan kwamen rijden en veranderde naar geel op het moment dat hun auto de koplus van de rijrichting activeerde. Het stoplicht stond 0,9 seconden op geel toen zij het passeerden. Blijkens het VOA rapport was het voor [slachtoffer 2] onmogelijk om zijn voertuig voor de stopstreep tot stilstand te brengen.7.Uit de analyse van de verkeersregelinstallatie komt naar voren dat de stoplichten naar behoren werkten.8.Dit wordt eveneens onderschreven door de verbalisanten die achter verdachte aanreden. Ook zij zagen dat het stoplicht voor verdachte op rood stond op het moment dat hij het passeerde.9.
Verkeerssituatie ter plaatse
Op het wegdek waar verdachte reed (de Weg door Jonkerbos) was een stopstreep aangebracht.10.Verdachte stopte niet voor deze stopstreep (overtreding van artikel 79 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Verdachte reed door rood licht (overtreding van artikel 68, lid 1 onder c Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) en liet het overige verkeer niet voorgaan (overtreding van artikel 68, lid 6 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Verdachte heeft daarmee gehandeld in strijd met artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Alcoholgebruik Verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol.11.In het bloed van verdachte werd een ethanolconcentratie gemeten van 1,71 milligram alcohol per milliliter bloed.12.
De mate van schuld De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gedragingen van verdachte, door de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval, de conclusie rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De vraag is of deze schuld is aan te merken als roekeloosheid.
Van roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 in verbinding met artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 is sprake indien zodanige feiten en omstandigheden worden vastgesteld dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedragingen van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn.Of sprake is van roekeloosheid in deze zin zal afhangen van de specifieke omstandigheden van het geval. Mede met het oog op het strafverhogende effect van dit bestanddeel moeten daarom aan de vaststelling dat sprake is van roekeloosheid, als zwaarste vorm van schuld, grenzend aan opzet, bepaaldelijk eisen worden gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat zij roekeloosheid in voormelde zin vast kan stellen en motiveert dit als volgt.
Het gedrag van verdachte moet allereerst worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte reeds op zichzelf aan als zeer onvoorzichtig en onachtzaam. Een automobilist heeft onder meer de bijzondere zorgplicht om bewust - dus niet onder onaanvaardbare invloed van alcohol of drugs - en alert aan het verkeer deel te nemen en zich daarbij te houden aan de ter plaatse geldende verkeersregels en maximumsnelheid. Die voorzorgen heeft verdachte gezien het bewezenverklaarde handelen aan zijn laars gelapt.
Verdachte passeerde op de Weg door Jonkerbos een nabij opgestelde opvallende politieauto. De verbalisanten hebben in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal vastgelegd dat verdachte op dat moment naar hun inschatting 100 km/h reed. Op enig moment verlaagde verdachte zijn snelheid naar zo’n 70 á 80 km/h. De verbalisanten gingen achter verdachte aan om een verkeerscontrole uit te voeren. Verdachte ging daarop harder rijden en de afstand tussen hem en de verbalisanten werd vergroot. Op dat moment reed verdachte zo’n 110 km/h. Ter hoogte van het CWZ gaf de politie een stopteken aan verdachte. Verdachte reed toen al zo’n 110 á 120 km/h. Verdachte gaf geen gehoor aan het stopteken en ging nog harder rijden, tot zo’n 130 km/h, naar de inschatting van verbalisanten. Zij zagen ook dat verdachte niet remde bij het naderen van de verkeerslichten.13.Getuige [slachtoffer 3] zat bij verdachte in de auto. Zij heeft verklaard dat ze ter hoogte van het CWZ politie zagen; één van de inzittenden van de BMW zei ook “politie”. Daarop drukte [verdachte] [verdachte] de sportbutton in, waardoor de auto heel hard ging rijden. Daarop ontstond de botsing.14.Verdachte heeft verklaard dat zijn auto een sportbutton bevat. Als hij daarop drukt dan versnelt de auto.15.
De rechtbank concludeert dat verdachte kennelijk heeft willen ontkomen aan de politie (wellicht omdat hij alcohol had gedronken) en daartoe de sportbutton van zijn auto indrukte. Zijn snelheid nam toe tot minimaal 90 en maximaal 113 km/h (binnen de bebouwde kom), zoals nadien is berekend. Dit handelen van verdachte kenmerkt zich door het ontbreken van elke vorm van voorzichtigheid waarbij verdachte kennelijk zonder enige remming door besef van de onaanvaardbare risico’s van zijn gedrag op zeer gevaarlijke wijze aan het verkeer deel heeft genomen. Door dit handelen van verdachte is een zeer ernstig gevaar in het leven geroepen.Verdachte moet zich gelet op het voorgaande bewust zijn geweest van dit gevaar en het risico dat hij nam (zowel ten aanzien van zijn eigen leven en gezondheid als ten aanzien van het leven en gezondheid van mede weggebruikers), in ieder geval had hij zich dat onder die omstandigheden moeten zijn. Verdachte heeft immers ter zitting verklaard dat de auto ‘vooruit schiet’ als de sportbutton ingedrukt wordt. Gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] dat verdachte de sportbutton indrukte toen zij de politie zagen, concludeert de rechtbank dat verdachte kennelijk koste wat kost weg wilde komen en dat hij bewust op een volstrekt onaanvaardbare manier heeft gereden, alleen uit eigenbelang, met volledig voorbijgaan aan de belangen van andere verkeersdeelnemers.
Het risico dat verdachte heeft genomen heeft uiteindelijk geleid tot de aanrijding en het (zwaar) lichamelijke letsel bij de slachtoffers. Op grond van alle omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, mede indachtig het racen van verdachte om kennelijk aan de politie te ontkomen, merkt de rechtbank het bewezen verklaarde gedrag van verdachte aan als roekeloos.
Slachtoffers Bij [slachtoffer 1] is na het ongeval het volgende letsel geconstateerd:
‘Hoog energetisch trauma auto versus auto, met licht traumatisch schedelhersenletsel zonder intracraniële [schedel] traumatische afwijkingen op CT-cerebrum [hersenen]. Wel is er een fractuur in het os temporale [slaap] en een mastoïdfractuur links, en een trommelvliesperforatie links. Contusie thorax [borstkas] rechtszijdig.
Conclusie
1. Status na doorgemaakt hoogenergetisch trauma.
2. Drietal fracturen van zowel os mastoid als os temporale mogelijke onderbreking van de gehoorbeenketen links.
3. Hematotympenum bloeding middenoor] met trommelvliesperforatie.
4. Contusie thorax rechtszijdig.’16.
Op 6 september 2016 is vastgesteld dat het rechteroor van [slachtoffer 1] een gemiddeld gehoorverlies van ongeveer 15 dB had en dat het linkeroor een gehoorverlies had van ongeveer 40-45 dB. Op 11 november 2016 was dit nog onveranderd.17.
Bij [slachtoffer 2] is een kneuzing van de halswervels geconstateerd.18.Zijn ruggenwervel is ten gevolge van het ongeval krom komen te staan.19.
Op 24 juli 2017 was [slachtoffer 2] nog steeds onder behandeling bij een fysiotherapeut vanwege een whiplash en rugklachten. Aan zijn linkeroog is hij 60% aan zicht verloren en aan beide oren is hij 40 dB aan gehoor verloren.20.
Hoewel de raadsman van verdachte meent dat dit niet als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken omdat volledig herstel niet valt uit te sluiten, overweegt de rechtbank dit niet het enige criterium is om aan te toetsen. De Hoge Raad laat de vrijheid om ook ander letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merkten indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
De rechtbank oordeelt dat het letsel van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] dusdanig ernstig is en lang voortduurt, dat het volgens het gewone spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank dat zij op 28 juli 2017 heeft verklaard dat ze ten gevolge van het ongeval op dat moment nog steeds last had van een beschadigde nekwervel. Ze was daarvoor zes maanden in behandeling.21.De rechtbank overweegt dat bij [slachtoffer 3] , gelet op vorenstaande, zodanig lichamelijk letsel is toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
3. Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van de Hatertseweg en/of gaande in de
richting van de kruising van de wegen, Weg door Jonkerbos en de Burgemeester
Daleslaan, daarmede rijdende over de weg, Weg door Jonkerbos,
roekeloos, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of
onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke
hoeveelheid alcoholhoudende drank,
terwijl ter hoogte van die kruising de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte
van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde verkeerslichten rood licht
uitstraalden, inhoudende: "Stop",
in strijd met het gestelde in artikel 62 geen gevolg heeft gegeven aan het in
68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990
gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig(personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van
voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (Weg door
Jonkerbos) aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
met een snelheid gelegen tussen de 90 en 113 kilometer per uur, althans met
een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum
snelheid van 50 kilometer per uur en/of zonder te remmen die kruising is op
-en over gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld, dat hij, verdachte in
staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (Weg door Jonkerbos) kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op die
weg, Weg door Jonkerbos rijdende, toen ter plaatse voor hem, verdachte dicht
van links genaderd zijnde bestuurder van een ander motorrijtuig (personenauto)
niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (Weg
door Jonkerbos) rijdende, toen voor hem, verdachte van links dicht genaderd
zijnde andere motorrijtuig (personenauto),
en aldus en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een anderen (genaamd
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede
lid van de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een
krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft
overschreden.
2.
hij op of omstreeks 03 september 2016 te Nijmegen als bestuurder van een
voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van
alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een
onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de
Wegenverkeerswet 1994, 1,71 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram,
alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b van deze wet en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden’
Ten aanzien van feit 2:
‘overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994’
5. De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
6. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en voorts, ter zake van feit 1 primair tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 (vijf) jaar met aftrek van de tijd die verdachte zijn rijbewijs reeds kwijt is.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de eis van de officier van justitie te hoog is en dat aansluiting gezocht moet worden bij een strafmaat die past bij ernstige schuld of aanmerkelijke schuld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 25 januari 2018.
Verdachte heeft op 3 september 2016 roekeloos gereden waardoor een ongeval is ontstaan en waardoor drie personen ernstig letsel hebben opgelopen.Verdachte reed ’s nachts met hoge snelheid met teveel alcohol op binnen de bebouwde kom in Nijmegen. Op enig moment kreeg verdachte een stopteken van de politie. Verdachte negeerde het stopteken en drukte de sportbutton van zijn auto in zodat zijn snelheid toenam tot ongeveer 110 kilometer per uur. Verdachte reed door rood licht, dat hij al op een afstand van 230 meter had kunnen zien (en ook moet hebben gezien), zonder ook maar enig moment af te remmen en kwam in aanrijding met een andere auto waarin twee personen zaten. Beide inzittenden van die auto liepen zwaar lichamelijk letsel op.
Met hun ter zitting voorgelezen slachtofferverklaringen brachten zij tot uiting hoe het ongeval hun levens tot de dag van vandaag beïnvloedt. Verdachte is verantwoordelijk voor deze gevolgen, alsmede voor de gevolgen die het ongeval heeft veroorzaakt voor de inzittende in zijn auto die ook lichamelijk letsel opliep.
De rechtbank neemt mee in haar overweging dat verdachte geen verantwoordelijkheid lijkt te nemen voor zijn daden. Zo zet verdachte zijn vraagtekens bij de geconstateerde snelheid en het feit dat het stoplicht op rood stond en heeft hij twijfels over het geconstateerde alcoholgehalte in zijn bloed. Ook heeft verdachte -behoudens een toevallige ontmoeting- geen enkele moeite gedaan om in contact te komen met de slachtoffers. Ook ter zitting kwam er geen woord van berouw of medeleven over zijn lippen. Zijn houding getuigde eerder van onverschilligheid; hij houdt zich meer bezig met zijn eigen problemen dan met die van zijn slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich op deze manier opstelt.
Daar komt nog bij dat verdachte in 2013 al eens (onherroepelijk) is veroordeeld wegens rijden onder invloed.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank hecht er -onder meer gelet op de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid- waarde aan dat bij rechtbanken in Nederland min of meer één lijn wordt getrokken in vergelijkbare strafzaken. De rechtbank zal, gelet op vorenstaande, een straf opleggen gelijk aan de eis van de officier van justitie.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 6.000,- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft opgemerkt dat de vordering van de benadeelde partij niet is onderbouwd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] door het bewezenverklaarde onder feit 1 primair rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Door het handelen van verdachte en het ongeval dat daardoor ontstond – waarbij benadeelde partij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen – is zij ‘anderszins’ in haar persoon aangetast, doordat een vergaande inbreuk is gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. . De rechtbank zal een bedrag van € 3.500,- aan de benadeelde partij toewijzen, nu zij dit bedrag redelijk acht. De benadeelde partij zal voor het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard worden, nu de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 september 2016.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 (vijf) jaren;
bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van € 3.500 (zegge drieduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- -
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- -
legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 3.500 (zegge drieduizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 45 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
- -
bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. S.H. Keijzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 mei 2018. | ||
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑05‑2018
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 9-10; een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 20-21 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 mei 2018.
Een proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
Analyse verkeersdelict op basis van de gegevens van verkeersregelinstallatie, p. 96-112.
Een proces-verbaal van bevindingen, p. 28.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 mei 2018.
Een rapport alcohol in het verkeer, NFI, p. 43.
Een proces-verbaal van bevindingen, p. 28-30.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 213.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 1 mei 2018.
Brief neuroloog CWZ, d.d. 16 september 2016, p. 13-14.
Brief gericht aan mevrouw [verdachte] , afkomstig van medisch adviseurs, d.d. 4 januari 2017.
Geneeskundige verklaring, p. 11.
Een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 20-21.
Een proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , d.d. 24 juli 2017.
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 213.