ABRvS, 25-05-2005, nr. 200407853/1
ECLI:NL:RVS:2005:AT6146
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
25-05-2005
- Zaaknummer
200407853/1
- LJN
AT6146
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2005:AT6146, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 25‑05‑2005; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2005, 288 met annotatie van A.G.A. Nijmeijer
Uitspraak 25‑05‑2005
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 3 november 2003 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd bouwvergunning te verlenen aan [wederpartij] voor het oprichten van een woonhuis op het perceel [locatie] te Maarssen.
Partij(en)
200407853/1.
Datum uitspraak: 25 mei 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Maarssen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 augustus 2004 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Maarssen
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 november 2003 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd bouwvergunning te verlenen aan [wederpartij] voor het oprichten van een woonhuis op het perceel [locatie] te Maarssen.
Bij besluit van 17 februari 2004 heeft het college, voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2004, verzonden op 11 augustus 2004, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank), voorzover thans van belang, het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 16 september 2004, bij de Raad van State ingekomen op 17 september 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 oktober 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij besluit van 17 september 2004 heeft het college een nieuwe beslissing op het bezwaar van [wederpartij] genomen en het bezwaar deels gegrond verklaard en deels niet-ontvankelijk.
Bij brief van 27 september 2004 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
Bij brief van 16 november 2004 heeft [wederpartij] een nader stuk ingediend. Deze brief is aan het college toegezonden.
Bij brief van 22 november 2004 heeft de rechtbank het beroep van [wederpartij] van 16 november 2004, gericht tegen het besluit van 17 september 2004, aan de Afdeling ter behandeling doorgezonden.
Bij brieven van 23 en 27 november 2004 en 20 december 2004 heeft
[wederpartij] nadere stukken ingediend. Deze brieven zijn aan het college toegezonden.
Bij brief van 16 december 2004 heeft het college een nader stuk ingediend. Deze brief is aan [wederpartij] toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 maart 2005, waar het college, vertegenwoordigd door mr. D. Goris en mr. M.K. Benthem, ambtenaren bij de gemeente, en [wederpartij], bijgestaan door J. Hoornaar, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat voor wat betreft de maximaal toegestane goothoogte de bouwtekening behorende bij de bouwvergunning van 12 juli 2002 moet prevaleren boven het besluit van 3 november 2003.
2.2.
In het besluit van 3 november 2003 verwijst het college voor wat betreft de maximaal toegestane goothoogte naar het besluit van 12 juli 2002.
2.3.
Bij besluit van 12 juli 2002 heeft het college aan [wederpartij], onder verlening van vrijstelling op de voet van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woonhuis onder de voorwaarde dat een maximale goothoogte van 6,90 meter boven het maaiveld (6,30 meter + peil) moet worden aangehouden. Op de bij de bouwvergunning behorende tekening is een goothoogte van 6,70 meter + peil vermeld. Anders dan de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de voorwaarde vermeld in het besluit van 12 juli 2002 een beperking vormt ten opzichte van de bouwaanvraag, waarvan de bouwtekening onderdeel uitmaakt. De rechtbank heeft derhalve ten onrechte, voor wat betreft de maximaal toegestane goothoogte, doorslaggevende betekenis toegekend aan de bouwtekening. Het betoog slaagt.
2.4.
Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren. Nu de rechtbank het college ten onrechte heeft opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, dient de nieuwe beslissing op bezwaar van 17 september 2004 reeds hierom te worden vernietigd, zodat het daartegen ingestelde beroep gegrond is.
2.5.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
- I.
verklaart het hoger beroep gegrond;
- II.
vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 augustus 2004, SBR 04/950;
- III.
verklaart het bij de rechtbank tegen het besluit van 17 februari 2004 ingestelde beroep ongegrond;
- IV.
verklaart het bij de rechtbank tegen het besluit van 17 september 2004 ingestelde beroep gegrond;
- V.
vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maarssen van 17 september 2004;
- VI.
gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [wederpartij] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. J.A.M. van Angeren en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.W. Schortinghuis, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk w.g. Schortinghuis
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2005
66-430.