ABRvS, 15-02-2001, nr. 200003439/1
ECLI:NL:RVS:2001:AB0268
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
15-02-2001
- Zaaknummer
200003439/1
- LJN
AB0268
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2001:AB0268, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 15‑02‑2001; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AB 2002, 2 met annotatie van S.E. Zijlstra
Uitspraak 15‑02‑2001
Inhoudsindicatie
Indien informatie berust bij bestuursorgaan werkzaam onder verantwoordelijk bestuursorgaan, vloeit uit artt. 3 en 4 Wob niet voort dat verantwoordelijk bestuursorgaan onbevoegd is te beslissen op het Wob-verzoek. De rechtbank heeft overwogen dat de Minister niet bevoegd was te beslissen op het onderhavige Wob-verzoek, omdat de bandopname, waarom is verzocht, berust bij het hoofd van het ressortparket te 's-Hertogenbosch, dat hoofd is aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van art. 1a.1.c Wob, en uit de artt. 3 en 4 van die wet voortvloeit dat een bestuursorgaan zelf op een verzoek om onder hem berustende informatie dient te beslissen. De Minister bestrijdt dit oordeel met succes. In de Wob is omtrent de bevoegdheid om te beslissen op verzoe- ken om informatie in art. 3 slechts bepaald, tot wie een verzoek kan worden gericht en met inachtneming waarvan op een verzoek wordt beslist. Dat in art. 4 is bepaald dat, indien een verzoek betrekking heeft op gegevens die bij een ander bestuursorgaan berusten, dan dat waarbij het verzoek is ingediend, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan wordt verwezen, dan wel dat verzoek, ingeval het schriftelijk is gedaan, naar dat bestuursorgaan wordt doorgezonden, leidt onder die omstandigheden niet tot de conclusie dat de Minister, onder wiens verantwoordelijkheid voormeld hoofd werkzaam is, niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen. Gegrond hoger beroep. Vernietigt uitspraak rechtbank 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000 inzake no. AWB 99/6003 WOB, ECLI:NL:RBSHE:2000:AA7144. De Minister van Justitie, appellant mrs. R.W.L. Loeb, B. van Wagtendonk, H. Troostwijk
Raad
van State
200003439/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Minister van Justitie, appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000 in het geding tussen:
A, wonend te B
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 1999 is namens appellant een door A (hierna: A) op de voet van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) gedaan verzoek om informatie afgewezen.
Bij besluit van 5 juli 1999 heeft appellant het door A daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 5 juni 2000, verzonden op 8 juni 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door A daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaar van A gegrond verklaard, het besluit van 5 maart 1999 herroepen en appellant onbevoegd verklaard om op het verzoek van A te beslissen. Deze uitspraak is aangehecht.
[redactie: url('AA7144',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=20806)]
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 juli 2000, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 augustus 2000. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 oktober 2000 heeft A een memorie ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van A. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 januari 2001, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman, ambtenaar bij het ministerie, en A zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat appellant niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen, omdat de bandopname, waarom is verzocht, bij het hoofd van het ressortsparket te 's-Hertogenbosch berust, dat hoofd is aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob, en uit de artikelen 3 en 4 van die wet voortvloeit dat een bestuursorgaan zelf op een verzoek om onder hem berustende informatie dient te beslissen.
2.2. Appellant bestrijdt dit oordeel met succes. In de Wob is omtrent de bevoegdheid om te beslissen op verzoeken om informatie in artikel 3 slechts bepaald, tot wie een verzoek kan worden gericht en met inachtneming waarvan op een verzoek wordt beslist. Dat in artikel 4 is bepaald dat, indien een verzoek betrekking heeft op gegevens die bij een ander bestuursorgaan berusten, dan dat waarbij het verzoek is ingediend, de verzoeker zo nodig naar dat orgaan wordt verwezen, dan wel dat het verzoek, ingeval het schriftelijk is gedaan, naar dat bestuursorgaan wordt doorgezonden, leidt onder die omstandigheden niet tot de conclusie dat appellant, onder wiens verantwoordelijkheid voormeld hoofd werkzaam is, niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen. Ook anderszins bestaat voor die conclusie geen grond.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Nu de rechtbank niet is toegekomen aan een inhoudelijke behandeling, is er grond om de zaak naar haar terug te wijzen ter verdere behandeling.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 5 juni 2000, in zaak no. AWB 9916003 WOB;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. H. Troostwijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2001
91.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,