WR 2023/139
Roerende zaken – procesrecht – schadevergoeding: schade huurauto tijdens huurperiode door tekortkoming huurder? bewijslastverdeling; wettelijk bewijsvermoeden; stelplicht en bewijslast; tegenbewijs; waarborgsom
HR 07-07-2023, ECLI:NL:HR:2023:1059
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
7 juli 2023
- Magistraten
Mrs. H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
22/01866
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS855209:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Bijzondere onderwerpen
Huurrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1059, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 07‑07‑2023
ECLI:NL:PHR:2023:315, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑03‑2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑05‑2022
- Wetingang
Art. 7:218 lid 2 BW
Essentie
Roerende zaken – procesrecht – schadevergoeding: schade huurauto tijdens huurperiode door tekortkoming huurder? bewijslastverdeling; wettelijk bewijsvermoeden; stelplicht en bewijslast; tegenbewijs; waarborgsom
Samenvatting
Er wordt van uitgegaan dat de schade aan de huurauto is ontstaan tijdens de huurperiode van de auto. Het bewijsvermoeden van art. 7:218 lid 2 BW betreft schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan gedurende de looptijd van de huurovereenkomst. Het bewijsvermoeden bestrijkt niet alleen het causale verband tussen tekortschieten en schade, maar ook het tekortschieten zelf. In de wetsgeschiedenis staat dat het tweede lid een voor weerlegging vatbaar vermoeden schept dat de schade ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.