Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming
Einde inhoudsopgave
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/3.3.3:3.3.3 Verandering van het oogmerk van begunstiging
Drie beginselen van fiscale rechtsbescherming (FM nr. 77) 2000/3.3.3
3.3.3 Verandering van het oogmerk van begunstiging
Documentgegevens:
Dr. R.H. Happé, datum 06-11-2000
- Datum
06-11-2000
- Auteur
Dr. R.H. Happé
- JCDI
JCDI:ADS397312:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal bestuursrecht / Algemene rechtsbeginselen en abbb
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 17 juni 1992, nr. 27048, BNB 1992/295 is tevens het standaardarrest met betrekking tot de meerderheidsregel. Zie verder 3.4.
Zie hiertoe 3.2.3.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ook bij dit aspect is de verwantschap met de regel van het begunstigende niet-gepubliceerde beleid duidelijk aanwezig. Bij het niet-gepubliceerde beleid kon op grond van het arrest BNB 19911/17 een regel worden geformuleerd welke ook voor de regel van het oogmerk van begunstiging geldt. Dit kan worden afgeleid uit HR 17 juni 1992, nr. 27048, BNB 19921295.1 Het Hof had beslist dat de inspecteur niet met het oogmerk van begunstiging had gehandeld. De Hoge Raad leidde hieruit vervolgens af dat het verschil in behandeling niet was voortgekomen uit een verandering van inzicht omtrent de wetstoepassing door inmiddels bekend geworden rechtspraak.
In HR 17 juni 1992, nr. 27048, BNB 1992/295, m.n. Van Leijenhorst, ging het om het volgende. Werknemers van het Benelux-Merkenbureau hadden een nabetaling van hun werkgever ontvangen. Bij enkelen was het bijzondere tarief toegepast, terwijl dat bij anderen niet was gebeurd. Het Hof achtte geen oogmerk van begunstiging aanwezig en verwierp daarom het beroep op het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad las dit oordeel van het Hof aldus dat daarin ook besloten lag dat het verschil in behandeling niet was voortgekomen uit een verandering van inzicht omtrent de wetstoepassing door inmiddels bekend geworden rechtspraak. Vervolgens formuleerde de Hoge Raad zijn meerderheidsregel.
Als de inspecteur bij de behandeling van een groep van belastingplichtigen een oogmerk van begunstiging heeft, staat het hem, net zoals in het geval van niet-gepubliceerd beleid, vrij hierin wijziging te brengen:
Het gelijkheidsbeginsel eist niet dat bij verandering van inzicht in het recht een onjuiste interpretatie van de wet bij een opeenvolgende behandeling van gelijke gevallen wordt voortgezet.
Hoewel de Hoge Raad in zijn overweging een verband legt tussen de verandering van inzicht en inmiddels bekend geworden rechtspraak, is dat mijns inziens niet een noodzakelijke voorwaarde. Het betekent wel dat de inspecteur expliciet een reden zal moeten kunnen aanvoeren voor zijn koerswijziging.2