Rb. Limburg, 23-12-2014, nr. AWB - 12 , 1005u
ECLI:NL:RBLIM:2014:11192
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
23-12-2014
- Zaaknummer
AWB - 12 _ 1005u
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2014:11192, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 23‑12‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Eiser heeft op 7 juni 2012 aan aanvraag tot het verstrekken van een verklaring omtrent gedrag ingediend. Hiervoor heeft verweerder leges geheven tot een bedrag van € 30,05. Eiser is het niet eens met deze heffing omdat daarvoor volgens hem geen wettelijke grondslag bestaat. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105) volgt dat een dienst als bedoeld in artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar particulier belang moet betreffen en niet in overheersende mate tot de vervulling van de publieke taak van de overheid moet behoren. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de in dit geding relevante dienst in overheersende mate het individualiseerbaar belang van eiser dient en niet in overheersende mate het publieke belang. Beroep ongegrond.
RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 12/1005
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2014 in de zaak tussen
[naam eiser] , te Beegden, eiser
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Maasgouw, verweerder
Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een aanslag leges ten bedrage van € 30,05 opgelegd vanwege de aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag (VOG).
Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 2 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft – gevoegd met de zaken AWB 12/1168 en AWB 12/1201 - plaatsgevonden op 28 november 2014. Zoals vooraf schriftelijk is aangekondigd, is eiser niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J. Slomp, juridisch adviseur belastingen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en [naam vertegenwoordiger], werkzaam bij Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.
Na sluiting van het onderzoek zijn de zaken weer gesplitst en wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Overwegingen
1. Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het recht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2. Eiser heeft op 7 juni 2012 aan aanvraag tot het verstrekken van een VOG ingediend. Hiervoor heeft verweer leges geheven tot een bedrag van € 30,05. Eiser is het niet eens met deze heffing. Hij moet de VOG aanvragen teneinde te voldoen aan de voorwaarden voor de registratie van de peuterspeelzaal van de [naam stichting] van welke stichting eiser bestuurslid en penningmeester is. Het vragen van een VOG betreft derhalve louter een publiek belang, hetgeen in de visie van eiser maakt dat verweerder geen leges mag heffen. In dit verband heeft hij verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 9 september 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BQ4105).
3. De rechtbank dient op basis van de aangevoerde beroepsgronden te beoordelen of het bestreden besluit in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht dan wel met enig algemeen rechtsbeginsel. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4. Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
5. Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges Maasgouw 2012 (de Legesverordening) worden onder de naam “leges” – voor zover van belang – rechten geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij horende tarieventabel.
6. Ingevolge artikel 3 van de Legesverordening is – voor zover van belang – belastingplichtig de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of de handelingen zijn verricht.
7. In hoofdstuk 9 (‘Overige publiekszaken’) onder 1.9 en 1.9.1 van de Tarieventabel is bepaald dat het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een VOG € 30,05 bedraagt.
8. De rechtbank begrijpt het beroep van eiser aldus dat hij zich uitsluitend op het standpunt stelt dat verweerder ten onrechte leges heeft geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag tot het verkrijgen van een VOG omdat daarvoor geen wettelijke grondslag bestaat. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt geen doel treft en overweegt hiertoe het volgende.
9. Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. In een gemeentelijke verordening wordt vervolgens de heffingsgrondslag van de leges bepaalt. Wat er onder het begrip “dienst” dient te worden verstaan is niet neergelegd in een wettelijke regeling. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer 9 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ4105) volgt dat een dienst als bedoeld in voornoemd artikel van de Gemeentewet rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar particulier belang moet betreffen en niet in overheersende mate tot de vervulling van de publieke taak van de overheid moet behoren.
10. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat de in dit geding relevante dienst in overheersende mate het individualiseerbaar belang van eiser dient en niet in overheersende mate het publieke belang. Door het aanvragen van de VOG is het voor eiser mogelijk om in het bestuur van de hiervoor genoemde stichting te (blijven) zitten. De dienstverlening door de gemeente in de vorm van het in behandeling nemen van de aanvraag is ten behoeve van dit individualiseerbaar belang uitgevoerd.
11. Het beroep is ongegrond
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.A.M. Bocken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
23 december 2014.
w.g. W.A.M. Bocken, griffier | w.g. F.H. Machiels, rechter |
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 23 december 2014
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch.