Mandaatbesluit beschermde stads- en dorpsgezichten
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 29-04-2010
- Bronpublicatie:
16-04-2010, Stcrt. 2010, 6387 (uitgifte: 27-04-2010, regelingnummer: 2010010582)
- Inwerkingtreding
29-04-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-04-2010, Stcrt. 2010, 6387 (uitgifte: 27-04-2010, regelingnummer: 2010010582)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Monumentenzorg
1.
Aan de secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend met betrekking tot:
- a)
het aanwijzen van een stads- of dorpsgezicht als beschermd stads- of dorpsgezicht en het intrekken van een zodanige aanwijzing, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988;
- b)
het niet-ontvankelijk, danwel gegrond of ongegrond verklaren van een bezwaarschrift dat gericht is tegen een besluit als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988, met dien verstande dat hij geen besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat hij in mandaat heeft genomen;
- c)
het niet-ontvankelijk verklaren van een op een beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 betrekking hebbend bezwaarschrift dat niet ziet op een besluit dat vatbaar is voor bezwaar of beroep, met dien verstande dat hij geen besluit op bezwaar neemt met betrekking tot een bezwaarschrift tegen een besluit dat hij in mandaat heeft genomen;
- d)
het afhandelen van verzoeken tot heroverweging van op bezwaarschriften genomen beslissingen.
2.
De secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, ondermandaat verlenen en zijn volmacht en machtiging doorverlenen aan één of meer onder hem ressorterende functionarissen, op de wijze zoals omschreven in het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.